Weyerman over de ongemakken van oorlog
donderdag 18 februari 2021 – ‘De Ongemakken des Oorlogs zyn vry slimmer als zes Partyen in de Kaatsbaan te speelen op een snikheete Honsdag’. Zo’n understatement is karakteristiek voor Weyerman. In het vijfde gesprek in zijn maandblad Maandelyksche ’t Zamenspraaken tusschen de Dooden en de Leevenden gaat hij nog dieper in op de ongemakken van oorlog:
De onrechtvaardige Marschen veranderen de Omstandigheden van Slim in nog erger. Dan moet den jongen Held opstaan voor dag en voor daauw […] Hy moet marcheeren door dik en dun, en dat in een Kudde van Hembdelooze Menschenslachters, die slimmer stinken als in gevaar schreijende Bonsingen. […]
Daagsch daar aan wort de Armee onder de Wapens gerukt, daar zal gebattailleert worden, en dat is den slimsten Artykel die ‘er op is, want de Kogels zyn geen Aanzienders van Persoonen. Die loode Muskuserten des Doods maaken geen Onderscheyt tusschen een delikaat opgefokt Heerschap, en tusschen een Snyders Wicht of een gepresten Boer. […]
Indien dat droevig Voorbeelt […] een jong Krygsman niet kan beweegen […] laat hy aldaar […] in koelen moede vraagen: Hoe dat hem een houte Been, of een Yzere Hand zou smaaken? En wat een gevoeglyke Figuur hy met die Eerste of Tweede Coup d’Honneur zou maaken in de Slaapkamer van een schoone Dame? Een houte Been! Een houte Been is zeer na zo bekoorlyk als des Duy** gekloofde Voet.
Dat klinkt heftig, maar ik moet toegeven: ik heb selectief geciteerd.[1] Weyerman houdt hier geen pacifistisch betoog. Hij maakt zich vrolijk over de angst van een jongeman uit de betere kringen om, laten we maar zeggen, de handen uit de mouwen te steken voor de belangen van zijn vaderland en van zichzelf.
Lees verder →