Gerrit Manheer en ‘Tilburg cantat’
woensdag 13 mei 2015 – De Rotterdamse boekhandelaar Gerrit Manheer (1772-1807) is alleen al interessant omdat hij een dichtbundel van Gerrit Paape uitgaf, maar veel meer wordt er over hem niet geweten. In (het tweede deel van) de Mengeldichten van het Rotterdamse genootschap Studium Scientiarum Genitrix, waarvan hij lid was, is een gedicht uit 1792 te vinden, waarin hij zijn vrienden (het ‘Dichtrenkoor’) een indruk geeft van zijn lotgevallen ná 1787.
Die vriendentrouw stond pal, aanzienlijk Dichtrenkoor!
Toen ik, in dorre en schrale heide (*),
Sinds ik mijn kleen bestaan, doch nooit mijn’ moed verloor,
Geduldig, beter lot verbeidde,
Waar ‘k, ver van mijne moederstad,
Schaarsch iemand vond, wien ’t schoon der edle kunst bekoorde,
En aan mijn zij geen’ zanger had,
Dan Filomeel, wiens toon ik in de lommer hoorde.
Dat van de ‘dorre en schrale heide’ licht hij in een noot toe: ‘Tilburg, in de Meijerij van ’s Hertogenbosch’. Daar wachtte Manheer dus een beter lot af, ver van zijn Rotterdam. Gelukkig klonk er nu en dan een nachtegaaltje. Wat was het mooi geweest als Manheer had kunnen luisteren naar de meesterlijke toonzetting van Jan Hanlo’s ‘Tjielp tjielp’ door de Tilburger Tom America. Tilburg cantat, in Tilburg kan dat.
Gelukkig kon Manheer na een tijdje verkassen naar Dordrecht:
Van daar bragt mij het lot in Dordrechtsch grijzen muur;
Hier werd mijn ramp een weinig ligter,
Doch slaafsche bezigheid ontnam mij, op den duur,
De vrijheid, nodig aan den Dichter.
Dordrecht was niet alleen nabij Rotterdam, het kende ook een voor patriotten heel wat gunstiger leefklimaat. In Dordrecht stelde hij bundeltjes voor de ‘jufferschap’ samen – te vinden in de DBNL -, waar nog wel wat over te zeggen valt.
Graag leer ik meer over Manheer, tjielp tjielp. — PA