zaterdag 22 augustus 2015 – Deze prent van de Brandenburger Tor is gemaakt door Reinier Vinkeles (1751-1816). De poort is in 1788 gebouwd in opdracht van Frederik Willem II van Pruisen, ter herinnering aan het succesvol neerslaan van de patriotse revolutie in de Republiek tegen zijn zus en zwager. Stadhouder Willem V en Wilhelmina van Pruisen konden weer rustig ademhalen.
Op de bas-reliëfs wordt de gevoerde strijd door het Pruisische leger op symbolische wijze uitgebeeld. Bovenop staat een enorm beeld: de godin Victoria op een strijdwagen met vier paarden ervoor. Napoleon heeft het in 1806 als oorlogsbuit meegenomen naar Parijs maar na het debacle bij Leipzig werd het weer naar Berlijn versleept. Sindsdien draagt de godin een staf met daarop een Pruisische adelaar en een ijzeren kruis met een lauwerkrans. Na WO II was er weinig meer van over, maar dankzij de bewaard gebleven mal kon er een replica worden gemaakt.
Door alle toeristische drukte is het tegenwoordig geen pretje om op je gemak de poort te bewonderen. Het is op Unter den Linden een kermis van de jewelste. Rustiger is het daarentegen bij de oude stadspoort van het voormalige dorpje (nu stadsdeel) Charlottenburg. Tot mijn verrassing blijkt het barokke geval niet in de 18e eeuw maar in de vroege 20ste eeuw te zijn gebouwd. De 5 meter hoge beelden van Frederik I van Pruisen en zijn vrouw Sophie Charlotte van Hannover die tegen de zijwanden zijn geplaatst, zijn indrukwekkend.
Van een heel ander karakter is de Frankfurter Tor. Ook weer een pronkjuweel, deze keer uit de tijd dat de Stalinbauten er verrezen uit het puin van de platgebombardeerde chique Frankfurter Strasse. De Frankfurter Tor staat op zo’n 100 meter afstand van waar zich in de 18e eeuw de oude Berlijnse stadspoort bevond. Een echte stadspoort is het nu niet meer. Nu zijn het twee torens die voor mensen uit Frankfurt a/d Oder de entree vormen tot wat tegenwoordig heet de Karl Marx Allee (ooit: Stalin Allee).
Dat is het leuke van Berlijn: de geschiedenis van de stad is van alle poorten af te lezen.—RvV