woensdag 20 april 2016 – Omstreeks 1750 koos Caspar Philips Jacobszoon een vertrouwde positie om Deventer in beeld te brengen: hij vervaardigde halverwege de achttiende eeuw een bijzonder profiel van de stad die zo’n roemrijk verleden had dat het heden er wel bij moest verbleken. Vergane glorie was een aansporing om dat wat voorbij was in woorden en beelden te vangen en een beetje te behouden.
Clemens Hogenstijn wijdde aan het door Philips vereeuwigde Deventer een aantrekkelijk boekje onder de titel Het profiel van Deventer in het midden van de achttiende eeuw, waarin hij de stad, waarvan hij zo langs stadsgeschiedschrijver was, in 1750 bezoekt. Hogenstijn noemt dat jaar zijn ijkpunt.
De belangrijkste gebouwen passeren in Hogenstijns boekje de revue, maar steeds gunt hij de lezer een bijzondere kijk op het leven in die gebouwen. Wie leefden in de gasthuizen en wie werd omstreeks 1750 de toegang tot de kerk ontzegd?
Heel fraai is de beschrijving van de strijd tussen het alledaagse Deventer leven en de eisen van het garnizoen. Burgers legden tuintjes aan, met schuurtjes en prieeltjes, op de ‘Capitale Wal’, de voornaamste aarden verdedigingslinie, en Den Haag wilde dat niet hebben. Het lokale gemor over de noodzaak tot afbraak van de opgebouwde huisjes was tot ver in de omtrek te horen.
Met zijn schetsen van het Deventer leven biedt Hogenstrijn een beeld van een ander Deventer: uiterlijke rust, innerlijke spanning.— PA
¶ Het fraai geïllustreerde boekje is voor € 9,90 te koop, onder meer in de zo gastvrije Atheneaumbibliotheek in Deventer.