zondag 12 juni 2016 – En dan nog even over de theorie. Ruim twintig jaar geleden las ik een studie over De Perponcher, vooral befaamd vanwege zijn bijdrage aan de sentimentalisme-discussie. De lectuur kabbelde voort – beetje instemming, beetje kritiek – tot ik op bladzijde 145 las: ‘De practijk blijkt zoals zo vaak niet zo boeiend als de theorie.’
Mij heugt nog de slappe lach die dit zinnetje bij mij veroorzaakte. Ik vroeg me af of de man kinderen had.
Wat later rechtvaardigde de man die mij schoolde in verbazing, in een van zijn artikelen, de opsomming van namen, onder het mom dat alle feiten belangrijk zijn.
Dat leek me dan weer een ander uiterste.
Geen enkel bezwaar tegen theorie. Sterker nog: integendeel, maar dan wel graag een theorie die de feiten scherper in beeld brengt, tot inzichten leidt, en niet een theorie die als het ware het zicht op de feiten beneemt en slechts zichzelf bevestigt. Als ik een naam van een theoreticus in korte tijd te vaak hoor, wekt dat mijn wantrouwen.
De voorbeeldige kritische en eclectische benadering, zoals Mathijs Sanders die in zijn Europese papieren kiest, maakt dat de onderzoeker niet als een wethouder Hekking hinderlijk het beeld vult, maar concepten, termen en ideeën inzet die tot verheldering leiden. Niet al die concepten werken, maar de toewijding en bescheidenheid wekken mijn bewondering.
En eh… wat is er eigenlijk mis met die ‘good old’ hermeneutiek? – Peter Altena