Met De Achttiende Eeuw naar Kleef
donderdag 12 januari 2017 – Onlangs verscheen het tweede nummer van jaargang 2015 van De Achttiende Eeuw, enkele dagen nadat ik in een blog voorbarig en onterecht gerept had van de teraardebestelling van de Werkgroep Achttiende Eeuw. Van diverse zijden werd ik kort na verschijning van de blog elegant op de vingers getikt: de Werkgroep was niet dood, leve de Werkgroep! Ik zal niet proberen toch nog stukjes gelijk binnen te halen, met dit duidelijk levensteken op mijn bureau.
Het is een gevarieerd nummer, waarvan ik stukjes heb gelezen en een enkel artikel, dat van Jane Judge over de Belgische onafhankelijkheidsmanifesten van 1789 en 1790 voor later ga bewaren. Nu ik de Grote Verschaffel gelezen heb, wil ik zien hoe Jane Judge en de nieuwe literatuurgeschiedenis van de Zuidelijke Nederlanden zich verhouden.
Met genoegen las ik het artikel van Marianne Eekhout over de zeeslag bij de Doggersbank in relatie tot de herinneringscultuur. Wat me verraste, was de aanwezigheid van de Doggersbank in het vaderlands geheugen van de negentiende eeuw.
Het meest verheugde ik me op het laatste artikel, dat van Hanneke Ronnes en Lotte van der Voort over de plezierreisjes naar Kleef in de achttiende eeuw. Hun benadering is naar eigen zeggen kwalitatief en kwantitatief. Voor de vele reisbeschrijvingen vertrouwden zij terecht op de onvolprezen lijst reisverslagen, die Ruud Lindeman, Yvonne Scherf en uiteraard Rudolf Dekker in 1998 samenstelden. Bij de analyse van de reisverslagen combineren zij de theorie van de ‘micro storia’ – in het bijzondere verhaal gaan algemene verhalen schuil – en die van de ‘thick description’ – aandacht voor de kenmerken van de vreemde c.q. historische cultuur. Beide methodes vragen erom dat het gevonden materiaal gul gepresenteerd wordt, wat zeker enorm helpt bij de leesbaarheid van het Kleefse artikel.
Aan de orde komt onder meer de befaamde Zwanenburg, maar ook de centrale rol van de familie Van Spaen. Enige tijd geleden onderzocht ik de inspectiereis die Hendrik van Wijn in de eerste jaren van de negentiende eeuw ondernam en die hem onder meer in Nijmegen bracht. Hij wilde weten wat er aan archieven en oudheden nog resteerde na de jaren van afbraak en vernieuwing. In Nijmegen kwam hij snel van een koude kermis thuis. Hij bezocht het Valkhof en zag wat er aan puin restte. Nabij het Valkhof woonde Johannes In de Betouw, het archivalisch geweten van de stad, maar hij was niet thuis.
Om die reden maakte Van Wijn een ‘Ausflug’ naar Kleef. In zijn kasboekje is te zien wat het allemaal kostte, in een ander boekje beschreef hij wat hij zag. In Kleef zocht hij Van Spaen op. Allemaal te vinden in de Collectie Van Wijn (Nat. Archief).—Peter Altena