De loopbaan van Anthonie van der Heim (1693-1746)
dinsdag 7 maart 2017 – De tweede helft van de achttiende eeuw heeft de voorbije vijftig jaar meer aandacht gekregen dan de eerste helft, terwijl de stadhouderloosheid van de eerste helft van de eeuw (1702-1747) de Republiek toch zo’n bijzonder karakter gaf. De vraag lijkt gewettigd of het tweede stadhouderloze tijdvak gelijkenis vertoonde met het eerste stadhouderloze tijdvak (1650-1672).
Voor de regenten uit de eerste helft van de achttiende eeuw was de herinnering aan de lynchpartij van 1672 een waarschuwing. De bloeddorst van Oranje loerde.
In die eerste stadhouderloze decennia domineerde de vrijzinnige en erudiete Johan de Witt het toneel, maar welke regenten stonden na 1702 aan het roer? En zagen zij zich als de hoeders van de staatse traditie van De Witt? Vermoedden zij achter iedere pilaar een woedend prinsje van Oranje?
Eén van de raadpensionarissen in dat tweede stadhouderloze tijdvak was Anthonie van der Heim. Aan hem wijdde Wim Dral een belangwekkende monografie: Tussen macht en onmacht. Een politieke biografie van Anthonie van der Heim (1693-1746). Een politieke biografie! Dat betekent dat we over ‘de mensch’ nauwelijks ingelicht worden. Bij het ontbreken van geschikte bronnen is dat Wim Dral nauwelijks euvel te duiden. Het lijkt er soms op dat Van der Heim zich haast onzichtbaar heeft gemaakt: hij zag zich liever als een dienaar van staat, die liefst zo weinig mogelijk politiseerde en zo weinig mogelijk aandacht op zichzelf vestigde.
Dral volgt de opgang van de brouwerszoon van Duitse komaf. Van der Heim onderscheidde zich vooral door zijn kennis van financiële zaken. Niet weinig werd hij geholpen door de familieband met de familie Heinsius, een band die door huwelijkspolitiek als het ware gesmeed was. In 1727 werd Van der Heim thesaurier-generaal, in 1737 raadpensionaris.
Het is niet zo vreemd dat juist Van der Heims financieel benul hem geschikt maakte voor het hoge ambt van raadpensionaris. De Republiek zat vanaf 1713 immers zwaar op zwart zaad, de Spaanse Successieoorlog had van de Republiek zo’n inspanning gevraagd dat het land veertig jaar nadien nog kreunde. Al in 1710 had een voorganger van Van der Heim de staat met een stervende vergeleken.
Van der Heims pogingen om de stervende in leven te houden oogden niet heldhaftig. De toestand van het land vroeg onder meer grote terughoudendheid in internationale conflicten: meevechten benam het land de adem. Die terughoudendheid liep bij de bondgenoten en vijanden in het oog. Verdragen moesten nageleefd worden en – vooruit – legers moesten geformeerd en naar het front gezonden worden.
Er was wel een manier om een bankroet te voorkomen: verhoging van de belastingen. In het boek van Wim Dral wordt onthutsend duidelijk hoe de gewesten dergelijke initiatieven saboteerden. Al die fiscale plannen van Van der Heim leden door ontregeling schipbreuk. Bij zijn herbenoeming liet Van der Heim wel wat van zijn ontstemming blijken, maar hij sloeg niet met de vuist op tafel. Hij kon dat niet en als hij een dergelijk temperament had gehad, was hij nooit raadpensionaris geworden.
Intussen werd de erfgenaam van Willem III – nu ja, de zoon dan: de erfgenaam Johan Willem Friso verdronk en diens zoon Willem (IV) kwam pas in 1711 ter wereld – ouder en ouder en hij werd langzamerhand een factor om rekening mee te houden. Dat deed hij ook wel. De ommekeer van 1747 bleef hem bespaard: op weg naar Spa, waar hij even helemaal dacht te relaxen, werd hij duizelig en hij overleed in Den Bosch.
Het boek van Dral vertelt geen spannende geschiedenissen, maar het geeft een nauwkeurig beeld van de Republiek in het Tweede Stadhouderloze Tijdvak: crisis en besluiteloosheid. Veel van de literatuur, zoals we die lezen en bestuderen (van Van Gijsen, Poot, Weyerman, Van Effen), is ontstaan en gelezen in een land in diepe nood. Het ergste is misschien dan nog dat die nood veelvuldig ongezien bleef omdat zelfbedrog het leven en de letteren aangenaam hield. —Peter Altena