Rembrandts Jan Six in het tijdperk van technische reproduceerbaarheid
donderdag 20 juli 2017 – In Düsseldorf zag ik in de boekwinkel stapels Geert Mak, Die vielen Leben des Jan Six. De familiegeschiedenis die Mak wijdde aan de Jannen Six in de geschiedenis verspreidt de faam van vooral dé Jan Six, die bevriend was met Rembrandt en Vondel.
Over het boek van Mak is veel te zeggen – het is een fijn leesboek, leest als een trein en rekent af met clichés en bevestigt ze weer even snel. Maar om twee redenen doe ik dat nu niet. Allereerst: ik heb De levens van Jan Six van collega’s cadeau gekregen (en ik heb het nadien ook enkele malen aan anderen cadeau gedaan) en een gegeven paard en een geschonken paard kijkt men niet in de mond.
Ten tweede: ik wil het hebben over de tentoonstelling Rembrandt en Jan Six in het Rembrandthuis (nog tot en met 3 september 2017). In die kleine tentoonstelling gaat het om het door Rembrandt geëtste portret van Jan Six. Aan de orde komt ook het schitterend portret van Six dat op de voorzijde van het boek van Mak te zien is.
Aan die expositie wijdde de afdeling Kunstgeschiedenis van de Radboud Universiteit Nijmegen op 15 juni jl. een geanimeerd symposium. Ter voorbereiding van het symposiumbezoek bezocht ik de expositie en gesterkt door beelden en vragen ging ik vol verwachtingen naar het symposium.
De meeste bijdragen aan het symposium waren opgelezen hoofdstukken uit de fraaie en goedkope catalogus bij de tentoonstelling. Echt nieuw was de lezing van classicus Diederik Burgersdijk die de schijnwerpers richtte op de Caesarcodex, die ooit had toebehoord aan Jan Six. Een overtuigende analyse die een beeld gaf van Six als verzamelaar van boeken. Hoewel de bijdragen aan het symposium voor de lezer van de catalogus weinig nieuws boden, was het voor de bezoekers mogelijk om vragen te stellen. Met de antwoorden van de inleiders leverde dat een spannende uitwisseling van inzichten op.
In de laatste bijdrage aan het symposium spraken Rudie van Leeuwen en Lilian Ruhe, Nijmeegse promovendi, over de receptie en reproductie van het Six-portret van Rembrandt. In de catalogus schreven zij er ook een hoofdstuk over. De ets is in vele staten afgedrukt, maar nadien ook nog vele malen gereproduceerd. Jan Six, die bij het raam leunt en in lectuur verzonken is, werd in reproducties steeds meer de ‘burgomaster of Amsterdam’ en daarmee een soort contrastfiguur ten opzichte van de grote schilder. Kunst en macht. Six werd niet enkel gereproduceerd, hij transformeerde ook.
Na lezing en beluistering moest ik onmiddellijk aan het essay van Walter Benjamin denken. Ooit las ik dat in een wat vlekkerige uitgave van de Socialistische Uitgeverij Nijmegen. Na het symposium heb ik het boek van Benjamin, een prachtige uitgave van Boom (maar nog steeds in de vertaling van Henk Hoeks) aangeschaft, om verder te lezen over het ‘de echtheid’ van het kunstwerk. Over de positie die de reproducties innemen in Benjamins geschiedenis van afgietsels en kopieën die loopt tot en met de litho’s. Om na te denken over het oordeel van Weyerman over het verschil tussen origineel en kopie. —Peter Altena