Literaire relikwie

Hèt inktpotje van Betje Wolff?

Achttiende-eeuwse inktpot. (Niet Wolffs exemplaar)

vrijdag 20 oktober 2017 – In de prachtige dubbelbiografie  Cécile en Elsa, strijdbare freules, geschreven door Elisabeth Leijnse, is een klein rolletje weggelegd voor het ‘authentiek inktpotje’  van Betje Wolff. De vader van de freules,  Jan de Jong van Beek en Donk, in zijn gezin vereerd als een ‘Apostel zonder kerk’, was een man van grote en kleine attenties: zijn vrouw schonk hij het inktpotje van Betje. Hoe hij het potje op het spoor gekomen was, vertelt de geschiedenis niet.

Zijn vrouw Anna was actief in kringen van verenigingen voor vrouwenkiesrecht, wat haar het pad van Betsy Perk deed kruisen. In haar jeugd had Anna enkele repertoria La Femme Artiste en Galérie des femmes célèbres – ongedrukte voorlopers van 1001 vrouwen – samengesteld. Of Betje Wolff in één van beide of beide naslagwerken voorkwam, is onbekend, maar dat zij een hartstocht had voor de geschiedenis van bijzondere vrouwen is wel zeker.

Dat werd andermaal duidelijk toen haar dochter Cécile het megalomaan ogende plan opvatte voor een Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid (1898). Cécile schakelde de familie in, haar brave echtgenoot Adriaan Goekoop stond voor alles financieel garant. Haar moeder zorgde voor de documentatie van de Historische Afdeeling en zijn stelde ‘haar gravures van Tesselschade en het inktpotje van Betje Wolff’ beschikbaar voor de expositie.

Op zoek naar het inktpotje vond ik Thera Coppens’ beschrijving van een bezoek aan het Beemster huisje van Betje Wolff. In het boekenkamertje op zolder zag zij ‘de tinnen inktpot’, waar Betje Wolff ‘zo vaak haar pen in doopte’.  Ben benieuwd of dit het inktpotje is waar Jan de Jong zijn vrouw mee verraste? Eigenlijk hoop ik van niet. Zoals er vele papegaaien van Flaubert zijn, enkele boekenkisten van Hugo de Groot, zo zouden er ook twee inktpotjes van Betje Wolff mogen zijn. Of drie?

De gravures van Tesselschade, dat is een ander verhaal. In het Stedelijk Museum Alkmaar is – naast de prachtige tentoonstelling met werk van Emanuel de Witte – een kleine presentatie van  teruggevonden stukjes leven van Tesselschade. Een ring is het prijsstuk, in een vitrine getoond als een literaire relikwie. – Peter Altena

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.