De man van staal. Een nieuwe Tatler-ontlening
dinsdag 21 november 2017 – Wanneer Weyerman zelf in een voetnoot schrijft van wie hij een tekstfragment heeft vertaald, wordt het voor een onderzoeker naar bronnen van Weyermans werk wel heel gemakkelijk gemaakt. —Hoewel?
In aflevering 2 van de tweede jaargang van Den Amsterdamschen Hermes (6 oktober 1722, p. 10-12) staat het tragikomische verhaal van een pasgeboren kind. We lezen de gebeurtenissen die het kind overkomen tot aan zijn vroege dood. Weyerman schrijft in een voetnoot: ‘Dit is, voor een groot gedeelte, een overzetting uit signoor Chalybeo’.
Wie is die meneer Chalybeo? In de digitale bronnen van de Koninklijke Bibliotheek vond ik deze auteur niet en ook niet in WorldCat. In Google zag ik wel dat chalybea een onderdeel vormt van de namen van enkele keversoorten. Was de naam een latinisering en heette de auteur soms Kever, Beetle of Coléoptère? Ik vond echter niets.
Ik zocht verder op chalybaeus en ontdekte dat dit de naam is voor de groenstaartglansspreeuw. Heette de auteur soms Spreeuw, Starling, of Étourneau? Het leverde niets op.
Had ik maar beter naar de eerste treffer in Google gekeken. Chalybeo is de datief/ablatief van chalybeus en dat betekent ‘Having the colour of (tempered) steel’. Ja, toen wist ik wie Weyerman bedoelde. Het verhaal ‘Een jong geboore Kind spreeke’ is een bewerking van een tekst uit The Tatler van Richard Steele, aflevering 15, 14 mei 1709.
U zou de beide teksten eens moeten lezen en met elkaar vergelijken. Weyerman speelt virtuoos met zijn brontekst. Hij is veel bloemrijker, breidt uit en erotiseert. Weyerman voegt er in een paar zinnen een heel kraambezoek aan toe. In De Doorzigtige Heremyt zou hij daar een hele aflevering mee vullen (afl. 10, 29 november 1728).
Kort daarna begonnen de juffer-dieren te beijeren met kristalle tafelschellen, de suiker zwom langs de vloer van het kraamvertrek, en de confituren dreeven over de vochtige Theetafelen. In [= Ik] kon niet begrypen, wat de stof was van hun onderhout, maar de klanken van Natuur, Kussen, kraken, en kleine kabouters planten, of pispoesjes toestellen, waaren de fynste Luitsnaaren van die vrolyke klappeijen, en zomtyds riepen zy; Ey lieve zie die kleine schelm lagt ’er ook om.
Weyerman kondigde in zijn tijdschrift Den Echo des Weerelds (afl. 47, 9 september 1726, p. 376.) aan dat hij van plan was de hele Tatler te vertalen. Dat is er niet van gekomen, maar ongetwijfeld zijn er nog meer ontleningen te vinden dan de 24 die tot nu toe zijn ontdekt.1
Conclusie
Dit is de eerste tekst uit Den Amsterdamschen Hermes waarvan gezegd kan worden dat die ontleend is aan The Tatler.
Adèle Nieuweboer schreef in 1983 al dat er nog meer ontleningen aan The Tatler te vinden zouden zijn, als het tijdschrift systematisch zou worden onderzocht. Door de technologische vooruitgang en de gedigitaliseerde bestanden is dat nu mogelijk. —Jan Bruggeman
1 P. le Clerq verzorgde wel een vierdelige vertaling (1733-1752).
Bijlage 1: Overzicht van Tatler-ontleningen
Elly Groenenboom-Draai gaf in haar proefschrift De Rotterdamse woelreus (1994) al een overzicht van Tatler-ontleningen (Bijlage II: Ontleningen, p.539-553). Ik doe dat hier opnieuw (RH is De Rotterdamsche Hermes en AH is Den Amsterdamschen Hermes):
1 RH 15 The Tatler 42
2 RH 16 The Tatler 81 en 31
3 RH 18 The Tatler 31
4 RH 19 The Tatler 240
5 RH 20 The Tatler 227
6 RH 24 The Tatler 249
7 RH 26 The Tatler 138, 139, 243 en 222
8 RH 28 The Tatler 100
9 RH 30 The Tatler 102
10 RH 31 The Tatler 131 en 240
11 RH 33 The Tatler 216 en 254
12 RH 39 The Tatler 241
13 RH 40 The Tatler 210 en 212
14 RH 41 The Tatler 137
15 RH 42 The Tatler 33 en 127
16 RH 43 The Tatler 123
17 RH 44 The Tatler 227
18 RH 45 The Tatler 97
19 RH 51 The Tatler 245
20 RH 52 The Tatler 146, 147, 150
21 RH 53 The Tatler 266 en 121
22 RH 55 The Tatler 31
23 RH 57 The Tatler 116
24 AH jrg. 2, 2 The Tatler 15
Bijlage 2: Secundaire literatuur over The Tatler in het werk van Weyerman
1 André Hanou, ‘Een navolging van de Tatler in De Rotterdamsche Hermes’. In: MedJCW (1981), afl. 39, 402-407.
2 Ton Broos, ‘“Uit de hoofdstad der Britten wort berigt”: Jacob Campo Weyerman in Engeland’. In: Het verlokkend ooft. Proeven over Jacob Campo Weyerman. Bezorgd door Peter Altena, Willem Hendrikx e.a. (Amsterdam, 1985), 195-220.
3 Adèle Nieuweboer, ‘De Babbelaar, of een ontdekte goudmijn?’ In: MedJCW 6 (1983), nr. 1, 16-19.
4 Adèle Nieuweboer, ‘Een nieuwe ader Brits erts aangeboord; The Tatler revisited’ In: MedJCW 7 (1984), 4-16.
5 Barbara Sierman, ‘De vrouwelijke opsmuk’. In: MedJCW 14 (1991), 82-88.
6 Elly Groenboom-Draai, De Rotterdamse woelreus. De Rotterdamsche Hermes (1720-’21) van Jacob Campo Weyerman. Cultuurhistorische verkenningen in een achttiende-eeuwse periodiek. Amsterdam/Atlanta, GA 1994, p. 116-128, 539-553.
Peter, de Tatler verscheen in 1709-1710, ruim 10 jaar vóór de Amsterdamsche Hermes dus. De Tatler heeft in boekvorm een ruime verspreiding gekregen en was een blijvertje. Dat maakt het voor mij heel aannemelijk dat Weyerman een herdruk van de Tatler op de plank had staan, en dat hij zijn bewerkingen gewoon thuis heeft geschreven.
Ik denk dat dat met het krantennieuws, waar ik eerder dit jaar over schreef, anders gegaan zal zijn. Ik neem aan dat kranten, zelfs de buitenlandse, hier een korte levensduur hadden. Weyerman gebruikte krantenberichten meestal pas weken, en soms pas maanden later. Daarom vermoed ik dat hij dat nieuws in koffiehuizen tot zich nam, en het onthield of er aantekeningen van bijhield. Maar, is mijn vermoeden, ook het verwerken van dat krantennieuws deed hij thuis. Zijn tijd in het koffiehuis gebruikte hij om het nieuws tot zich te nemen, om waar te nemen wat er gebeurde, en om aan gesprekken deel te nemen.
Maar bewijzen kan ik dat niet, en ik geef mijn veronderstellingen dan ook graag voor betere …
Uiteraard ook mijn complimenten aan Jan voor zijn mooie vondst en het gedetailleerde overzicht.
Prachtig, Jan. Indrukwekkend nauwkeurig. Hebben Jac en jij een idee hoe Weyerman werkte? Las hij Britse blaadjes in het Engels koffiehuis in Rotterdam en vertaalde hij ze terwijl hij bewerkte en becommentarieerde? Of ontving hij de blaadjes via de boekhandel en vertaalde hij thuis?