Voetnoot 36

Het koffiehuisnichtje komt uit Kent

dinsdag 28 november 2017 – Een boerenmeisje gaat in de grote stad werken in het koffiehuis van haar oom en tante, maar door een kleine misstap raakt ze zwanger en belandt ze in de prostitutie.

Vier weken lang onderhield Weyerman zijn lezers van Den Echo des Weerelds met de levensloop van een jonge vrouw, onder de titel Den opkomst en den val van een koffihuys nichtje.1

In 1994 verscheen er een geannoteerde uitgave van de feuilleton, bezorgd door André Hanou en zijn studenten.2 Wat een heerlijke werkgroep moet dat zijn geweest.
Het koffiehuisnichtje verleidde mij in datzelfde jaar tot een onderzoek naar de betekenis van het woord theebriefje, dat in de tekst voorkomt. Drieënhalf jaar lang duurde het voordat ik de betekenis had achterhaald.

Nu kom ik met een belangrijke voetnoot die in de geannoteerde uitgave ontbreekt. De tekst van Den opkomst en den val van een koffihuys nichtje is een vertaling/bewerking van The Rise and Fall of Madam Coming-Sir: Or, An Unfortunate Slip from the Tavern-Bar, Into the Surgeons Powdering-Tub (1703),4 geschreven door Edward Ward (1667-1731).Een paar regels als bewijs:

My Father was a Kentish Farmer, my Elder Brother a Vintner in London, and my self, poor Girl, Educated in the Country, to the Innocent stroaking of a Cows Teat, and, with a Bountiful Hand, to replenish the Hog-Through with such a Compound of Filthiness, as Providence had ordain’d for the Succour of those Swine that had their Dependance on our Family. (p. 365)

Weyerman vertaalt het als volgt:

Myn Vader was een Noorder Quartiers Boer, in alles gelyk aan den Turf, die langzaamlyk vlam vat, doch die eens geglommen zynde lang Vuur houd; het tegenstrydig Zinnebeelt van de Fransche woede. Ik was opgebrogt tot het onschuldig stryken van Koejespeenen, en om met een milde Hand den Zwynstrog te revictualieeren met dien Draf, die ’er vereyscht wierd tot het behoorlyk onderhoud dier Verkens, die afhankelyk waaren van ons Huysgezin. (p 98)

Bij deze openingszinnen is Weyerman heel vrij, maar bij de beschrijving van de officier, met wie het koffiehuisnichtje meegaat, volgt Weyerman zijn bron veel nauwgezetter. Ned Ward schrijft:

He was a great Lover of a well Bred Gentleman, but hated a Book Learn’d Blockhead, much worse than a French Coward. He was a Mortal Enemy to a Papist; and, D––n him, he would stand by the Protestant Religion whilst he had a drop of Blood in his Body, He shifted his Wigs as often as a Barbers Block, and would not, like an Owl, be seen two Hours together in the same Ivy-Bush. His Body was like a Wax-Work Figure, and his Cloaths the very Perfection of Taylorism: His Tongue was the Oracle of Love, and his Dear Self the very Jewel of a Lover. (p. 387)

En lees hieronder wat Weyerman ervan heeft gemaakt:

Hy beminde een Man van een goede Opvoeding, doch hy haate een geleert Kaerel als de Pest. Hy was een Dood vyand van een Roomsch katoliek, en hy zwoer dat hy zyn Religie zou handhaaven, of hy wou des Duy**s zyn, tot zo lang als hy gaapen of geeuwen kon. Hy verzette zyn Paruyk zo dikmaals als een Mos hippelt van Tak op Tak, want hy kon geen twee Uuren aan een Stuk onder zyn Paruyk zitten loeren, als een Uyl in een Wilgeboom. Zyn Licghaam was als een wasche Pop, en zyn Kleeders verstrekten een Model aan de Snyderistery. Zyn Tong was het Orakel, der Liefde, en zyn Persoon het Juweel der schoone Juffers. (p. 116)

Ton Broos schreef in 1986 al dat Weyerman teksten ontleende aan het werk van Ned Ward. Hij ontdekte enkele fragmenten uit The London Spy.6 Weyerman heeft vaker gebruik gemaakt van het werk van Ned Ward. Daarover meer in een volgende voetnoot. —Jan Bruggeman

1 Den Echo des Weerelds, jrg. 2, 1727, afl. 13-16, p. 98-128.
2 Jacob Campo Weyerman, Opkomst en ondergang van een koffiehuisnichtje (1727). (Leiden 1994), (Leuth 2014).
3 Jan Bruggeman, ‘De betekenis van het woord theebriefje’. In: MedJCW 21 (1998), p. 95-100.
4 Op archive.org vond ik de tekst in The Second Volume of the Writings of the Author of the London-Spy. London 1706. Third Editon, p. 364-401. In WorldCat staat dat er een uitgave is uit 1703.
5 Vóór Weyermans bewerking was er al een Duitse vertaling verschenen: Das Steigen und Fallen Mad[emoise]lle Speckfresserin (1720).
6 Ton Broos, The London spy in Holland, of een Nederlandse spion in London: Jacob Campo Weyerman en zijn vertaling van Ned Ward’. In: MedJCW 9 (1986), p. 62-73.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

4 reacties op Voetnoot 36

  1. Ton Broos schreef:

    Inderdaad een prima vondst. Ik mag er ook nog graag op wijzen dat ik in het Festschrift voor Reinder P. Meijer getiteld ‘Standing Clear’ een artikel heb gepubliceerd: “The Visionary Hermit and the London Spy: J.C. Weyerman and Ned Ward. London, University College London, 1991. p. 197-213.

  2. Ivo Nieuwenhuis schreef:

    Ja, een hele mooi vondst! Ik behandelde deze tekst de afgelopen jaren altijd in mijn cursus ‘Letterkunde van de Verlichting’ in Groningen. Ik heb de link naar de blog meteen doorgestuurd naar degenen die het vak nu geven.

  3. Jac Fuchs schreef:

    Vakwerk, Jan !

  4. Peter Altena schreef:

    Bravo! Dit is geen voetnoot, maar een precisiebom! Oef!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.