Perzisch in het werk van Weyerman (3): de vagebond
dinsdag 12 december 2017 – De oplettende lezer zal het hebben onthouden: in de voetnoten van deze JCW-weblog komen steevast teksten ter sprake die Weyerman heeft vertaald, bewerkt en opgenomen in zijn eigen werk.
In twee eerdere voetnoten schreef ik over Perzische verhalen in het werk van Weyerman (voetnoot 29 en voetnoot 34). Maar er is meer. In Den Amsterdamschen Hermes staat een kort verhaal over een vagebond.1
EEN SPROOKJE.
Een Vagebont, schuilende onder de lievry van Aly’s maagschap, kwam meê aanmarcheeren met de Pelgrims van de karavane van Mecha, en hy vertelde hondert geringe particularityten van Mahomets graf.
Hy toonde, onder andere H. Overblyfselen, een gedroogde Olifants-huid, die, tot barstens toe, opgevult was met de laatste gedachten van dien Profeet; en hy zwoer, dat de tanden van dien vergoden Arabier nog zo vast stonden als diepgeheide palissaden, waar uit hy besloot dat hy nooit gekwelt geweest was met het Scheurbuik.
Ingeleid zynde by den Koning, las hy den zelve een Gedicht voor, dat hy, van woord tot woord, had gecopiëert (dat talent oeffenen de nederlandsche Poëeten ook, van hun geboorte af, tot aan hun laatsten snak toe,) en waar van hy zig beroemde den Auteur te zyn; benevens veel diergelyke Cretensers waarheden. Een voornaam Officier, die dol meende te worden, over de onbeschaamtheid van deeze Snoeshaan, viel ’er tusschen in, en zeide; die Leugenaar, genadige Vorst, heb ik, nog onlangs gezien te Basra, hoe durft hy dan spreeken van Mecha’s Pelgrimasie? zyn vader is een Jood, die Virginische Tabak leevert aan het Koffihuis van de drie Kroontjes, hoe kan hy dan een nabestaande zyn van Aly? en dat lange heldendicht is gestolen uit de werken van den Poëet Enveri, hoe komt het dan dat hy daar voor scheep komt?
De Koning beval, dat men aanstonts de Reveille zou trommelen, op de schouders van dien Leugenzieken Pelgrim, en dat men hem dan, ad vitam, zou logeeren in het Proveniershuis der Raspenisten; doch hy viel neder op zyn Hebreeuwsche kooten, en hy beloofde de Waarheid te zeggen, al was het ook voor de eerste reis van zyn leeven, mits pardon obtineerende. De Koning begon te lagchen, en gebood hem, die Waarheid eens op te snyden, waar op hy zonder de geringste hapering aldus sprak.Alle Leidekkers dagdieven,
En alle Reizigers Liegen.
Einde citaat. Het verhaal vond ik terug in Les paroles remarquables, les bons mots, et les maximes des orientaux (1694, p. 88-89). Dit werk is een bundeling van korte verhalen voorzien van aantekeningen, en spreuken uit het Arabisch, Perzisch en Turks, samengesteld door Antoine Galland (1646-1715). Galland was een beroemd oriëntalist en de eerste vertaler van de vertellingen van Duizend-en-één-nacht.
Het verhaal is oorspronkelijk Perzisch en komt uit de Gulistan van Saadi (1184-1283/1291?). Hiervan bestaat een Nederlandse vertaling, de Perssiaansche roosengaard, van Jan van Duisberg uit 1654, die zelf weer teruggaat op een Duitse vertaling van Adam Olearius uit hetzelfde jaar.2 (Klik op de illustratie hiernaast om ‘Saadi in de rozentuin’ in z’n geheel te zien).
In 2000 verscheen de studie In de schaduw van Scheherazade. Oosterse vertellingen in achttiende-eeuws Nederland van Christien Dohmen. Voor haar onderzoek verzamelde zij zo’n 300 verhalen. Van Weyerman las zij zes tijdschriften, waarin zij 31 oosterse verhalen aantrof. Vier daarvan zijn terug te vinden in Les paroles remarquables. Uit Den Amsterdamschen Hermes (1723) waren dat ‘Turksche huisvrouw’, ‘Vagebond 1’ en ‘Persiaansch wittebroods-zoontje’, en uit Den Echo des Weerelds (1726) het verhaal ‘Zoon van een gierigaart’.3 Drie van de vier staan ook in de Perssiaansche roosengaard. Dohmen schrijft: ‘Mogelijk kende Weyerman zowel Saadi’s Roosengaard als Gallands Les paroles remarquables’.
Dat zou kunnen. Wat betreft de inhoud is het verhaal over de vagebond ontleend aan Les paroles remarquables. Er zijn wel enkele verschillen4 aan te wijzen tussen de tekst van Weyerman en de Franse tekst, maar de pointe van het verhaal is in beide gelijk en in die van de Perssiaansche roosengaard anders. Hier zegt de vagebond aan het eind:
Als een vreemde u Boter-melk verkoopt, soo moet gy een maat Melk, met twee maten waters gemengt, verwagten. Laat u niet straks tot toorn beweegen, als uw Dienaar een jok-reden, die wat onsmaaklijkheyd by sig heeft, voortbrengt.
Want wie dat alles komt te vooren,
Moet al-te-met een leugen hooren.
Kijken we naar de vorm, dan is er een duidelijke overeenkomst tussen het verhaal van Weyerman en dat in de Perssiaansche roosengaard. Beide verhalen eindigen met een tweeregelig vers. Heel veel verhalen in de Gulistan worden afgesloten met een distichon of kwatrijn. —Jan Bruggeman
1 Den Amsterdamschen Hermes, jrg. 2, afl. 21, 16 feb. 1723, p. 162-163.
2 Perssiaansche roosengaard: beplant met vermaaklijke historiën, scharp-zinnige redenen, nutte regelen, en leerrijke sin-spreuken. Amsterdam 1654. Het verhaal ‘Van een bedrieger’ staat op p. 101-103.
3 Christien Dohmen noemt het verhaal ‘Vagebond 1’, om onderscheid te maken tussen dit verhaal en het verhaal de Chaldeeschen Pelgrim (‘Vagebond 2’) uit dezelfde aflevering van Den Amsterdamschen Hermes. Zie haar In de schaduw van Scheherazade p. 80-81.
4 Weyerman maakt enkele ironische opmerkingen over Mohammed, die in de Franse tekst niet staan. De vader van de vagebond is in de Franse tekst een christen, bij Weyerman een jood. De vagebond zegt in de Franse tekst alleen dat reizigers veel leugens vertellen; Weyerman komt met een tweeregelig vers met daarin de uitdrukking ‘Alle leidekkers dagdieven’. In De Roskam der ambachten (1735, p. 20) lezen we: ‘Maar zyn ze ook Dag-dieven, gelyk de Luydekkers, die in de gooten Piquetten of Roemsteeken?’