donderdag 25 januari 2018 – In twee bijdragen heb ik aandacht besteed aan Weyermandrukken en hun boekbanden die van Aaron de Joseph de Pinto (1710-1758) zijn geweest. Maar ik bleef met wat vragen zitten, waar ik nu meer over wil zeggen.
De eerste vraag was, of álle banden met het familiewapen van de familie De Pinto wel voor Aaron de Joseph de Pinto gemaakt waren: waren er niet andere leden van deze uitgebreide familie die hun boeken óók zo in lieten binden? Te denken valt bijvoorbeeld Aarons neef David, die ook zeer vermogend was, of Davids zoon Isaac (1717-1787), die als ‘philosophe’ bekendheid verwierf.
Bij mij rees er meer twijfel over, omdat boven de opdracht in de druk van de Harlemias van Schrevelius uit 1754 het familiewapen gekroond wordt door een helm, terwijl op de boekbanden in de British Library en in Zoetermeer een kroon boven het familiewapen prijkt. Ook een map in het familiearchief De Pinto waarin een stamboom uit 1758 bewaard wordt, heeft geen kroon, maar een helm boven het wapen.1 (Klik op onderstaande illustratie om het wapen beter te kunnen bekijken).
De publicaties van Jan Storm van Leeuwen suggereren dat wel degelijk alle banden voor Aaron gemaakt zijn. Alle beschreven De Pinto-banden zijn namelijk voorzien van een vergelijkbaar monogram op de rug (volgens Storm van Leeuwen te lezen als ‘AJDP’), en van een familiewapen met kroon. Bovendien bevat één van die banden eigenaarskenmerken van Aaron.2 Na een bezoek aan de Koninklijke Bibliotheek, waar ik vrijwel alle De Pinto-banden heb mogen bekijken, geloof ik dat Storm van Leeuwen gelijk heeft.
Op de vraag hoe het dan zit met die twee gehelmde familiewapens, is het antwoord mogelijk te vinden bij Isaac da Costa.3 Een van de voorvaderen van Aaron de Joseph de Pinto was door de Spaanse koning geadeld, maar door hun omzwervingen (via Frankrijk en Antwerpen naar Amsterdam) beschikten diens nazaten niet meer over de papieren waarmee zij zouden kunnen aantonen dat zij van deze edelman afstamden. Die papieren waren vereist bij een verzoek om erkenning als Nederlandse adel. Ik kan me voorstellen dat zij daarom privé hun wapen met een kroon sierden, maar in het openbaar van een helm.
Ook op de vraag wat er met de bibliotheek gebeurde na de dood van Aaron in 1758, wijst Storm van Leeuwen naar een plausibel antwoord. Na de dood van Aarons weduwe in 1780 ontstond een erfeniskwestie, die ertoe leidde dat zijn huis aan de Nieuwe Herengracht in 1785, waar op dat moment Aarons zoon Joseph in woonde, verkocht werd.4 Het maakt aannemelijk dat zijn bibliotheek tot de veiling in 1785 in dat huis ondergebracht is gebleven.
Niettemin geeft de veilingcatalogus uit 1785 te denken: van de 15 werken in de KB met een De Pinto-band vond ik er maar zes in de veilingcatalogus terug. Een van de overige werken in de KB heeft een ingeplakt ex-libris met de initialen IDP. Dat alles doet vermoeden dat een deel van de bibliotheek niet is geveild, maar in 1785 in de familie is gebleven.
De vraag of alle boeken in de veilingcatalogus van 1785 uit de bibliotheek van Aaron kwamen, moet ontkennend beantwoord worden. Er staan tientallen boeken in die na de dood van Aaron gedrukt zijn. De nieuwste zijn zelfs van na de dood van zijn weduwe: Thirsa van Feith (ongedateerd, maar uit 1783 – p. 57 kavel 251), en ook Julia van Feith uit 1784.
In de veilingcatalogus bleken bij nadere beschouwing nog méér werken van Weyerman te staan. Kavel 368 op p. 64 is omschreven als
J.C. Wyerman Democritus. Courantier. Gehoor. Broeders. 1718.
Dit werk maakt deel uit van een grote groep ‘Toneelspellen in Octavo, klein papier, in vergulde roodleere banden, waar by veele die zeer zeldzaam voorkomen. Daar A. agter staat is afgesneeden’ (kavels 270 t/m 378 op p. 58-65). Deze toneelstukken zijn zonder uitzondering voor 1758 gedrukt. Ik vermoed dan ook dat ook dit deel van Aaron de Pinto geweest is.
De groep ‘Mengelwerken in Octavo’ (p. 76-81, kavels 615 t/m 741) is diverser. Er staan werken van na 1758 tussen, maar géén van die latere werken is in een franse band gevat. Ik geef daarom ook de volgende twee kavels voor wat betreft de herkomst het voordeel van de twijfel:
Levensbeschryving van Arminius, Wyerman, Hennebo en Veenhuyze, fr. band. (kavel 711 op p. 80)
J.C. Weyerman Zamenspr. tusschen Dooden en Levende/ fr. band. (kavel 723 op p. 81)
Ten slotte: er is nog iets bijzonders aan de acht banden met periodieken en de band met toneelstukken die de aanleiding voor mijn zoektocht vormden. In deze banden staat voorin op een schutblad een bescheiden markering:
Ik trof deze markering niet aan in de drukken met een De Pinto-band die ik in de KB heb mogen bekijken. Mogelijk levert het ooit nog een aanwijzing op over de verblijfplaats van de Weyerman-banden tussen 1785 en 1860. – Jac Fuchs
1 Joods Historisch Museum, familiearchief De Pinto, document D004922. Met dank aan de medewerkers van het Kenniscentrum in het Joods Historisch Museum voor het beschikbaar stellen van de afbeelding.
2 Jan Storm van Leeuwen, De achttiende-eeuwse Haagse boekband in de Koninklijke Bibliotheeken het Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum (Den Haag 1976) en Dutch decorated bookbinding in the eighteenth century (’t Goy-Houten 2006).
3 Isaac da Costa schreef in 1857 een uitgebreide reactie in de Navorscher over ‘Adellijke geslachten onder de Israëlieten’. Deze verwijzing dank ik aan Jan Bruggeman.
4 Storm van Leeuwen, Haagse boekband, p. 78. De Haagse notariële aktes waarnaar hij verwijst heb ik nog niet bekeken.
2de P(lank)? Mogelijk een (later) bibliotheeknotering?