dinsdag 27 februari 2018 – Bladerend in het werk van Weyerman kom je veel geografische namen tegen. En dat is maar goed ook: we hebben daar het instituut ‘expeditievergadering’ aan te danken. Helaas is het niet altijd helder welke plek of plaats Weyerman bedoelt en daar geef ik vandaag een paar voorbeelden van.
Weyerman heeft meermalen namen versleuteld. Voorbeelden daarvan zijn de anagrammen Abdera en Threcut voor Breda en Utrecht, de pseudo-vertaling Mont Cerise voor Kersbergen en de cryptische omschrijving Hermesstad voor de plaats waar Weyerman woonde toen hij die naam neerpende (in deel I van Den Ontleeder der Gebreeken onderaan p. 76).
Soms is het Weyerman en zijn zetter niet te verwijten dat een locatie moeilijk te identificeren is, maar ligt het aan het verstrijken der jaren. Wie weet nog waar Sint Hubes ligt? Weyerman noemt die plaats minstens drie maal. In de Amsterdamse Hermes I nummer 21 (17 februari 1722) is in eerste instantie niet eens duidelijk dát het om een plaatsnaam gaat – het gaat er over St Hubes zout – maar in de Rotterdamsche Hermes nummer 7 (4 oktober 1720), waar de zoutmijnen van St. Hubes genoemd worden, ligt het iets meer voor de hand dat Sint Hubes een plaats is.
Ook in het derde geval, het nieuws uit Hermesstad dat we hierboven aanstipten, associeert Weyerman zout met St. Hubes:
Hermesstad. Dewyl het Courant-nieuws hedensdaags zo bar is als de grond van een *Landverraader, die bezaait is met St. Hubes tarw, zal ik de Voorraad van myn eigen Nieuws aanspreken […]
* Het Huis van een Landverrader of Conspirateur tegens het Leven van zyn Souverein, wierd, eertyds afgebroken, en den grond met Zout bezaait.
Voor namen van plaatsen, rivieren, gebergten, landen, etcetera, wil de ‘Kouranten-tolk van Hubner’ nog wel eens uitkomst brengen. Dit werk, met een eindeloze reeks toelichtingen bij geografische namen noemt inderdaad ‘S. Hubes’, en geeft de verwijzing ‘zie Setuval’; dat lemma luidt:
Setuval, Setubal, St. Hubes, bevestigde Stadt in ’t Portugese Estremadura, aan de kust, alwaar de Rivier Zadaon in de Zee valt, word door 3 sterke Citadellen beschut, die om de Stadt leggen, en haar haven word inzonderheid van de Engelschen en Nederlanders, van wegens het zout, dat jaarlyks in grote menigte van daar gehaalt word, neerstig bezocht.
Zout is een uitstekend conserveermiddel en er was in vroeger tijden veel vraag naar. De zoutproductie in Setubal was voor Portugal een geweldige inkomstenbron. Hubner hielp me niet bij een citaat uit Den Amsterdamschen Hermes I, nummer 4 (21 oktober 1721):
Parys. De Hertog Regent heeft eergisteren de minerale waters van Belarm beginnen te drinken […]
De onvolprezen editie van Riet Hoogma en Mandy Ruthenkolk komt hier niet verder dan ‘onbekend’ en ook Google en Google Maps kunnen hier niets mee. In dit geval brengt Delpher mogelijk uitkomst, maar het resultaat is niet heel overtuigend: de Amsterdamse Courant van 2 oktober 1721 schrijft:
Parys den 26 September. […] De Regent heeft zig verleeden Maendag by precautie doen aderlaten, om de wateren van Balarve 10 of 12 dagen met meer vrugt te gebruyken. […]
Er zijn maar enkele vermeldingen van Balarve in publicaties van vóór 1800 te vinden in Google Books. Die zijn niet bemoedigend. Ik houd het er daarom op dat de Oprechte Haerlemsche Courant van – ook – 2 oktober 1721 de goede lezing geeft. Daar heet de plaats Balaruc. Die naam is weliswaar ook niet in de Kouranten-tolk te vinden, maar wél in Google: Balaruc-les-Bains is een kleine plaats aan een lagunemeer vlakbij de Franse kust, zuidwestelijk van Montpellier. Het was al in de oudheid een badplaats met thermen.
Weyerman zal er nooit geweest zijn, denk ik, dus een expeditievergadering naar Zuid-Frankrijk zit er voorlopig niet in. En hoe Balaruc kon vervormen tot Belarm, dat krijgt van mij het predicaat ‘onbekend’. – Jac Fuchs