Een nieuwe reisgids voor alternatieve wereld van toen
dinsdag 17 april 2018 – In 1977 wijdde Hans Bots zijn oratie aan de Republiek der Letteren, in maart 2018 verscheen van zijn hand de monografie De Republiek der Letteren. De Europese intellectuele wereld 1500-1760. Van wie ruim veertig jaar zijn thema trouw blijft, mag op zijn Vlaams gezegd worden dat hij er een boontje voor heeft.
De 1977-oratie heb ik enkele keren gelezen en diverse malen met vrucht gebruikt. In het nieuwe boek De Republiek der Letteren doet Bots niet alleen alles wat minder dunnetjes over, hij verwerkt bovendien de resultaten van recent en veelal onder zijn bescherming verricht onderzoek. In voetnoten en literatuuropgaven wordt duidelijk dat Bots in de tussenliggende jaren hele boekenplanken gevuld heeft met brievenedities, documentenverzamelingen, deelstudies, in het Nederlands maar vooral in het Frans. Decennia van indrukwekkende toewijding.
Het boek is fraai geïllustreerd en goed geschreven. De eerste hoofdstukken gaan jammer genoeg wat gebukt onder algemeenheden: ze geven weliswaar een nauwkeurig overzicht, maar ze zijn arm aan bijzonderheden, verrassingen en kleine uitweidingen. Een volledigheidsdrang gaat dan gepaard met uitdrukkingen van het kaliber: ook moet die en die genoemd worden, die en die is een waardig vertegenwoordiger van dit of dat. Dat noemen en die waardigheid, dat zal allemaal wel, maar dan graag iets origineler en met meer overtuiging. Ieder hoofdstuk eindigt met een samenvatting, wat het boek als studieboek ideaal maakt maar als ‘good read’ schaadt.
In de hoofdstukken over de universiteiten, de brief als communicatiemiddel en de tijdschriften lijkt Bots veel vrijer te schrijven, de verhelderende citaten uit brieven en tijdschriften verlevendigen het betoog. In die hoofdstukken zit aanmerkelijk meer vaart. Het tweede deel van Bots’ boek heb ik met plezier en instemming en bewondering gelezen.
Het resultaat is een mooi overzicht van de geschiedenis, de gewoonten en de praktijken van een ‘alternatieve wereld’, die naast de echte wereld bestond: de in hoofden, in brieven en boeken opgeroepen andere wereld, de Republiek der Letteren, die geen grenzen kende, maar wel normen.
Bij de Nijmeegse presentatie van het boek sprak Dirk van Miert over Scaligers betrokkenheid bij de Republiek der Letteren. In het boek van Bots komt Scaliger ook aan de orde, maar in alle keurigheid. Van Miert schetste een afwijkend beeld van Scaliger: groot geleerde, dat zeker, van groot belang voor de Leidse Academie, inderdaad, maar ook een onhebbelijke, cholerische man. Van zulke karakters had ik er graag wat meer bij Bots gezien. In zijn boek lijkt de Republiek der Letteren wat opgepimpt.
In het boek van Bots is er weinig ruimte voor rumoer en geen ruimte voor de lach. In de Republiek der Letteren was er onder gelijkgestemden ook altijd dwarse pret: de geleerde was óók een ‘homo ludens’. Erasmus’ faam is voor een belangrijk deel gebaseerd op zijn Lof, Thomas More wordt herdacht vanwege zijn Utopia. Het genre van de spotlof kende gouden dagen in de Republiek der Letteren. Die keerzijde van de ernst had een paragraaf verdiend.
Dat de rol van Nederlanders en de Nederlandse cultuur in Bots’ boek beperkt is, is beter te begrijpen. De nadruk ligt in Bots’ monografie immers op de Frans-Nederlandse verbindingen, met een groot aandeel van Fransen die in de Republiek schrijven, studeren en publiceren. Een enkele keer doet Bots daarbij de Nederlandse betrokkenheid tekort, bijvoorbeeld waar hij het grote boek van Martinet een Franse titel geeft of waar Spinoza en Koerbagh in de coulissen belanden. En die bijzondere Simon Tyssot de Patot, die had ook wel een plaatsje in het boek verdiend: in zijn werkzame leven botsten enkele republieken. —Peter Altena