Het Comité van Algemene Waakzaamheid luistert mee in de Kalverstraat
donderdag 5 juli 2018 – Op 29 april 1796 betrad Gerrit Paape met hangende pootjes de vergadering van het Amsterdamse Comité van Waakzaamheid.
Volgens de aantekeningen van dat Comité had een drietal heren zich in De Oude Bataaf in de Amsterdamse Kalverstraat, ‘ten huize van segenbogen’ (de uitbater?), zich al te jolig uitgelaten. Hun vergrijp is niet helemaal duidelijk, er staat te lezen dat de drie – ‘de burgers G. Pape, Voerle en Polderman’ – ‘hunne qualiteiten bespottelyk hadden opgegeeven’.
Paape, ja die ken ik wel, Polderman is Dirck Polderman en Voerle is ongetwijfeld David Woerlee. Dit drietal was in die dagen de helft van de onderzoekscommissie, zoals die na afslanking resteerde. Die commissie, die het gedrag van regenten in de periode 1787-1794 onderzocht en naar wraak zocht, verloor iedere week meer steun. De marginalisering van de radicale stem verbitterde Paape. Ongetwijfeld heeft hij zich in De Oude Bataaf met zelfspot uitgelaten over zijn onderzoekswerk.
Het Amsterdamse Comité was echter niet gediend van dergelijke humor. Dit was opruiing. Paape en de twee anderen moesten beloven dat zij dat allemaal niet expres hadden gedaan, zij beloofden ‘zig voortaan van diergelijke zottigheden te zullen onthouden’. Zeker Paape heeft zich aan die belofte gelukkig niet gehouden. Voor Woerlee en Polderman kan ik niet instaan.
Deze verwijzing (Stadsarchief Amsterdam, toegang 5053, nr 975, p. 35-36 – via de site van het archief thuis te raadplegen) dank ik aan de onvermoeibare en wakkere Ton Jongenelen.
De Oude Bataaf, waar Paape logeerde, lag in de Kalverstraat, nabij de Jonge Roelofsteeg. Volgens latere aantekeningen van het Amsterdamse Comité kwam in 1798 ‘de gemeenebestgezinde Sociëteit onder de zinspreuk voor Vrijheid en Orde’ er bijeen. In het machtige boek van Maarten Hell over de Amsterdamse herberg is De Oude Bataaf niet te vinden, maar via internet is er wel wat informatie over deze gelegenheid te vinden.
Segenbogen? Via google kwam ik terecht bij Willem van Swaanenburg, diens Vervrolykende Momus (1727), p. 39: ‘Swets Romen, vry op u Loyola, wy Segenbogen op geen subtiel verstand’. Betekent dat zoiets als ‘zich beroemen’? Of is het de naam van de kastelein? —Peter Altena
Met de indexen van het Stadsarchief Amsterdam en de kranten in Delpher kom ik voorlopig tot één gerede kandidaat voor Segenbogen:
Christiaan Detmar Zacharias Seegenbooge, die op 28 februari 1794 in Amsterdam in ondertrouw ging met Susanna Dankmeijer. Hij overleed in 1807 in Amsterdam, en werd daar op 31 juli begraven. Hij zal, gegeven de bij ondertrouw en begraven vermelde leeftijden, in 1865 geboren zijn.
De familienaam Seegenbooge komt in Amsterdam (in allerlei spellingen) al in de zeventiende eeuw voor, maar Christiaan was geboren in Dortmund. Ook zijn oom Arnoldus was van Dortmund naar Amsterdam verhuisd, net als diens (in 1781 overleden) broer Gerrit. Of Gerardus een oom of de vader van Christiaan was heb ik niet kunnen vaststellen: bij de ondertrouw van Christiaan waren zijn ouders al niet meer in leven. Christiaan, Arnoldus en Gerrit waren Luthers, net als vrijwel alle andere Amsterdammers met die achternaam.
Christiaan kan ik niet rechtstreeks in verband brengen met de Oude Bataaf, maar wel het logement de Jonge Bataaf, dat eveneens in de Kalverstraat bij de Jonge Roelofsteeg stond (Oprechte Haarlemsche Courant 5 oktober 1802). Het is verleidelijk om aan te nemen dat Christiaan beide etablissementen draaiend hield, maar ik kan niet uitsluiten dat hij het ene, en een familielid van hem het andere beheerde.
Tot 1795 was de naam van het logement nog de Jonge Graaf van Holland, en dat is waar Christiaan bij zijn ondertrouw al woonde: ‘in de Calverstraat, in de Jonge Graaf van Holland’. Tegenover de Jonge Graaf van Holland/de Jonge Bataaf was de boekhandelaar Beekman te vinden, en in het begin van de jaren negentig vonden er in het logement enkele boekverkopingen plaats.
Op 14 januari 1796 overleed de knecht Jan Henrich Rugg ten huize van C.D.Z. Segenbooge, in de Jonge Bataaf (o.a. Amsterdamse Courant 25 juni 1796). Christiaan Seegenbooge was dus al de uitbater van de Jonge Bataaf ten tijde van het incident met Gerrit Paape in de Oude Bataaf.
Of hij werkelijk de eigenaar was is de vraag, want op 12 september 1801 verschijnt de volgende advertentie in de Oprechte Haarlemsche Courant (en twee dagen later in de Utrechtsche Courant):
C.D.Z. SEGENBOOGE, adverteerd aan het geëerd Publicq, dat hy naar den verkoop van het LOGEMENT, eertyds genaamd de Jonge Graaf van Holland, thans de Jonge Bataaf, te Amsterdam, in de Kalverstraat, hetzelve voor eenige Jaaren wederom heeft ingehuurd; recommandeerd zich tot houden van LOGEMENT, vaste COMMESAALEN en MAALTYDEN, met belofte van een prompte en civiele bediening; zal alle dagen open Tafel houden, des namiddags ten drie uuren; men kan zich ook voor een matige prys by hem per Maand Abonneeren; verzoekt een ieders gunst en recommandatie.
Een succes lijkt de doorstart niet geworden te zijn: op 15 juli 1802 werd de inboedel van het logement bij executie verkocht (Amsterdamse Courant 15 juli 1802) en enkele maanden later werd de boedel van Christiaan en Susanna insolvent verklaard (Amsterdamse Courant 28 september 1802).
Het logement werd vertimmerd en voortgezet door Samuel Richter (Oprechte Haarlemsche Courant 5 oktober 1802). Over Seegenbooge heb ik tot zijn overlijden in 1807 geen nieuws meer te melden.
Het is daarmee wel zeker dat met ‘ten huize van segenbogen’ naar de waard van de Oude Bataaf wordt verwezen. Of dat ook Christiaan Seegenbooge was, lijkt heel aannemelijk, maar kan ik niet met 100% zekerheid zeggen.