Voetnoot 60

Nog één Engels motto (Den Vrolyke Tuchtheer, 8 mei 1730)

donderdag 19 juli 2018 – Er resteert nog één Engelse motto van Weyerman waarover bij mijn weten niet eerder gepubliceerd is. Het siert de titelpagina van Den Vrolyke Tuchtheer van 8 mei 1730 (p. 351 [=353], nummer 45):

Since we find women are so mad,
To often turnd [= turn] from good to bad,
Why may they not, as Sinners shoud,
Return again from bad to good?

Ook bij dit citaat lijkt er weinig discussie mogelijk over waar Weyerman het vandaan heeft. We vonden het alleen op p. 25 van aflevering III van The London Terrae-filius: or the Satyrical Reformer. Being drolling Reflections on the Vices and Vanities of Both Sexes (Londen 1707). Voor wie nog twijfelde aan welke auteur zich rond 1710 de satirische behandeling van de ondeugden en ijdelheden van beide seksen als onderwerp had toegeëigend, geeft de ondertitel zekerheid: ‘By the Author of The London Spy’. Weyerman greep hier dus weer naar werk van Ned Ward.

Van The London Terrae-filius verschenen in 1707 zes maandelijkse afleveringen van 32 of 40 kantjes. Die heb ik alleen vluchtig doorgebladerd. Dat liet bij mij de indruk achter dat dit niet Ned Wards beste werk is: ik vind hem behoorlijk doorgeslagen in zijn poging ‘drolling’ (boertig) te zijn, en heel veel reform zal het niet teweeg gebracht hebben.

Volgens Howard Troyer, de biograaf van Ned Ward, werden de zes afleveringen van The London Terrae-filius ook opgenomen in The Fourth Volume of the Writings of the Author of the London Spy (Londen 1709).1 Het is heel wel mogelijk dat Weyerman het citaat in die vorm in huis had en het niet uit het tijdschrift zelf gehaald heeft.

Niet alleen de inhoud van het citaat vraagt om commentaar, maar ook de vorm. Mijn indruk is dat de vierregelige versjes bij Ward de voorafgaande schets samenvatten, en er dus niet als motto vóór staan. Ook Weyerman onderbreekt, in de Tuchtheer, zijn proza her en der voor een vierregelig vers (maar ook wel voor rijmpjes van twee regels), maar daarna loopt zijn verhaal door, ze hebben niet de functie van streep onder een verhaal. Zou Weyerman niettemin ook bij deze aanpak door het werk van Ned Ward beïnvloed zijn?

Het citaat past mijns inziens maar matig bij de inhoud van dit nummer. Dat gaat niet zozeer over zondigende of berouwvolle vrouwen, als wel over mannen die bovenmatige interesse voor vrouwen hebben. Met het eerste voorbeeld lijkt Weyerman een tijdgenoot op het oog te hebben, en het tweede grijpt terug op zijn Bredase jaren. Maar het derde verhaal, de Balsemdoos, over een bezoek aan Ierland van Jean de Monluc, bisschop van Valence, is een historisch gegeven. Het verhaal werd door Sir James Melville (1535-1617)  in zijn memoires opgetekend, en die werden in 1683 door George Scott gepubliceerd.2

Dat werk is vrijwel direct in verschillende talen vertaald. Het verhaal over De Monluc vond daarna snel zijn weg naar andere publicaties: zo vond ik het ook in een kerkgeschiedenis terug.3 Waar Weyerman het verhaal opgepikt heeft, is, vrees ik, niet meer vast te stellen. —Jac Fuchs

1. Howard William Troyer, Ned Ward of Grub Street  A Study of Sub-Literary London in the Eighteenth Century (Londen 1968, herdruk), p. 252-253.
2. George Scott, The Memoires of Sir James Melvil of Hal-Hill […] now published from the Original Manuscript by George Scott, Gent (Londen 1683).
3. Het lijkt echter niet te staan in de Grand Dictionnaire Historique van Moréri, dat we inmiddels kennen als een werk waaruit Weyerman dit soort materiaal heeft geput.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.