De brief van de student uit Halle
donderdag 20 september 2018 – Twee lezers van Den Echo des Weerelds hebben kritiek op de door Weyerman vertaalde brieven van Aristaenetus (zie Voetnoot 68).1 De eerste uit zijn ongenoegen met deze woorden: ‘Dat hy zo min achting had voor de uyt het Grieks vertaalde brieven van Aristenetus, als voor het uyt het Fransch overgezet Woordenboek van Moreri, of voor ….’
De tweede lezer wil voorkomen dat Weyerman ‘door en door een Griek’ wordt en stuurt een brief mee, ‘de grootste helft [in] slegt Nederduyts, en het overige [in] taamelyk goed Latyn’. Het is ‘Een Brief van een Student tot Hal in Saxen, waar in vervat zyn de studentesque luymen van een dronken ontmoeting, in de Kasteleny van de goude Leeuw, te ***’.
De brief is geschreven door Hans Karel Frederik Bulderox von Beerenhausen en opgesteld ‘in het Coffihuys van den Levandsche Frater Felix den Pypenist‘. Met die laatste wordt Felix de Klopper bedoeld, die een koffiehuis had in Leiden en de Leydse Courant uitgaf.
De brief is in zijn geheel afgedrukt in aflevering 35 van Den Echo des Weerelds en is doorspekt met Latijnse spreuken en citaten, de meeste uit klassieke werken, onder andere uit de Aeneis van Vergilius en de Epigrammen van Martialis.
De student verklaart in het begin dat hij eigenlijk niet in staat is te schrijven, doordat hij een kater heeft en zijn hand nog trilt van het vele drinken. Toch wil hij zijn broer, aan wie de brief is gericht, vertellen wat er de vorige avond in De Gouden Leeuw is gebeurd. Hij zegt dat hij het voorgevallene zo kort mogelijk zal weergeven, want hij is een doodsvijand van langdradigheid, maar hij bereikt juist het tegenovergestelde door zichzelf steeds te onderbreken met een Latijnse spreuk.
De eerste zin alleen al bestaat uit 114 woorden en acht Latijnse spreuken en citaten. In totaal bevat de brief, die tweeënhalf pagina lang is, 62 Latijnse spreuken en citaten. Het is natuurlijk heel knap om zoveel Latijn in een tekst te verweven. Het laat ook meteen zien dat de achttiende-eeuwse lezer het Latijn goed moest beheersen, om deze brief te kunnen waarderen. Dit bewijst voor de zoveelste keer dat de lezer van Weyermans tijdschriften hoog opgeleid moest zijn.
De brief vertelt over een vechtpartij van studenten in De Gouden Leeuw, omdat een van hen zich beledigd voelde. Aanleiding voor die belediging? Natuurlijk, ‘een Vrouw brouwde dat spel, dux femina facti’.2
De brief is geen oorspronkelijk werk van Weyerman. Ik vond hem terug in A Collection of Miscellany Poems, Letters, &c. by Mr. Brown (London 1699). Pas in de vierde druk van The Works of Mr. Thomas Brown (London 1715) is de brief opgenomen.3
In de vroegste uitgave is de brief getiteld ‘Letter VIII. By one of the Commons’. In het verzameld werk is de titel A Letter to a Gentleman, wherein is describ’d the Humours of a drunken Rencounter. Jac Fuchs en ik zijn van mening dat Weyerman een exemplaar heeft gehad van de vierde of een latere druk van het verzameld werk van Thomas Brown, mede gelet op de andere teksten van Thomas Brown die Weyerman heeft vertaald of bewerkt.
In de zevende en negende druk van het verzameld werk (1730/1760) staan bij enkele teksten gravures. Ook bij deze brief is een afbeelding gemaakt, die uiteraard bij deze voetnoot staat. —Jan Bruggeman
1. Den Echo des Weerelds (deel 2, afl. 35, 16 juni 1727, p. 273-280).
2. Een vrouw was de leider van de operatie. Vergilius, Aeneis, I, 364 (vertaling Ben Bijnsdorp).
3. A Collection of Miscellany Poems, Letters, &c. by Mr. Brown. (London 1699). p. 183-188
The Works of Mr. Thomas Brown (London 1715), deel 1, p. 370-372. Een exemplaar van deze vierde druk staat in ECCO. De link verwijst naar de 7e druk van 1730, waarin ook de gravure staat.