donderdag 18 oktober 2018 – In Den Echo des Weerelds van 18 november 1726 (tweede jaargang, nummer 5, p. 35) schetst Weyerman een angstaanjagende scène. Hij is ontboden om een ziek te bed liggende kennis opbeurend toe te spreken, maar hij vertelt hem een fabel over een doodzieke gier. De moraal van de fabel luidt dat je er goed aan doet om de adviezen van je geneesheren te negeren:
Die Giers tong die zo meenig Vogeltje had getoetst, blonk als het Gemoed van een Portugees Bankier; zyn Gehemelte was zo droog als de Vaerzen van een Maakelaars Poeet; hy ylde gestadiglyk als een Minnaar in het hêvigste van een Liefdeskoorts; men zag Atropos met de Dieveschaar in de vuyst als een Haagsche Snyder; de Dood speelde den Droom van Athys op een paar Kastanjetten aan het Hoofdenend van zyn groene Bedsteê; de Lotgodinnen dansten een Sarabande; en zommige Filosoofen willen wel zeggen; dat ‘er vyf à ses booze Geesten onder de Gedaantens van Panders over de Vloer liepen scharrelen, om hem zo snikheet te transporteeren na de koele Akensche Baden van Lucifer.
Het is een heel beeldende passage, waar ik alleen de ‘Droom van Athys’ uit wil lichten.
Atys was een opera met muziek van Jean Baptiste Lully, op een libretto van Philippe Quinault. Het werk ging in 1676 in première en was een groot succes. Het werd meermalen hernomen, bijvoorbeeld ook in 1709. Van die opvoering staat een libretto met bladmuziek online.
In de derde scène van de derde akte valt de vermoeide Atys in slaap (p. 115-117). In de vierde scène staat de figuur slaap bij hem op het toneel. Dan verschijnen hem eerst aangename droombeelden (p. 128-132), maar daarna (p. 132-135) gaan de boze dromen op hem los.
Ik las deze passage in de Echo direct nadat ik op het Festival Oude Muziek de lezing van Dr. Rebecca Harris Warrick over ‘Dance at the Academy Royale de Musique’ had bijgewoond. Zij benadrukte het belang van de koormuziek, maar vooral ook de dans, voor de handeling en de sfeertekening in Franse opera’s tussen 1675 en 1733. Zij deed dat onder andere met beelden van de droom van Atys als illustratie. Atys is enkele decennia geleden door William Christie en Les Arts Florissants gereconstrueerd, en ook die versie is sindsdien meermalen hernomen.
De ‘songes funestes’ zijn op het internet te bekijken. Ook als u daar niets aan vindt, moet u beslist even doorspoelen naar 3 minuten en 45 seconden in dit fragment: daar komen Weyermans Kastanjetten in actie!
Dit fragment lijkt me om nog een andere reden interessant. Het doet mij heel erg denken aan de beschrijving die Weyerman een half jaar eerder in zijn Echo des Weerelds (deel 1, nr. 20) geeft van Carnaval in Breda, waar hij de dansmeester Du Jar noemt en het woord ‘Kabrioleeren’ laat vallen. Op die plek gebruikt hij ook het woord ‘Kastanjetten’. De capriolen van Du Jar beschreef hij later nog als ‘sprinkhaans konst’.1
Terug naar Atys van Lully. Zou Weyerman die opera in Parijs gezien hebben? Dat kan natuurlijk, maar het hoeft niet. In januari 1724, nog geen drie jaar voordat Weyerman naar ‘Athys’ verwees, beleefde een Nederlandse bewerking als ‘Atys en Sangarida‘ vijf opvoeringen in de Amsterdamse Schouwburg.2 Ook van die versie is een libretto op het internet te vinden.
Het ‘Treurspel Verçierd met Zang, Musiek, en verscheidene Dans Balletten’ was niet alleen van een Nederlandse tekst voorzien. Het publiek kreeg ook nieuw gecomponeerde muziek voorgezet, waar Jacobus Nozeman voor getekend had. De droom, waarin de ‘blyde en benaaude Droomen’ dansen, heeft zijn plaats in de vierde scène van de derde akte behouden. Of daarbij ‘Kastanjetten’ gebruikt werden, kan ik zo niet zeggen, maar het lijkt mij zeker niet uitgesloten. —Jac Fuchs
1. Frans Wetzels, De vrolijke tuchtheer van de Abderieten Jacob Campo Weyerman (1677-1747) in Breda (Amsterdam 2006), p. 182.
2. Anna de Haas, Het repertoire van de Amsterdamse Schouwburg 1700-1772 (Maastricht 2001), p. 78.
Een aanvulling: in Den Ontleeder der Gebreeken van 28 februari 1724 (p. 167) citeert Weyerman uit het libretto van ‘Atys en Sangarida‘, en zegt hij dat er in dat stuk op bepaalde momenten een Sarabande en een Menuet werden gedanst. Dat maakt het heel aannemelijk dat hij een van de opvoeringen in januari 1724 in Amsterdam heeft bijgewoond.