Een Redenvoering over de Spooren
donderdag 27 december 2018 – Als Weyerman enige tijd in Engeland heeft gewerkt, besluit hij een rondreis door het hele land te maken. Hij koopt daarvoor een paard, ‘bequaam om zyn persoon te draagen, benevens een valies, voorzien met een betaamelyk kleed, lynwaat, en andere toebehoortens.1
Aangezien ikzelf enige jaren heb paardgereden en in het buitenland paardrijtochten heb gemaakt, lees ik zulke fragmenten altijd met veel belangstelling.
In Den Echo des Weerelds (deel 1, afl. 29, 6 mei 1726, p. 225-229) komt Weyerman met ‘Een Redenvoering over de Spooren’. Zelf heb ik nooit sporen gedragen, maar ze behoren wel tot de uitrusting van een ruiter.
‘Een Redenvoering over de Spooren’ is een encyclopedisch artikel. Vroeger dacht ik dat Weyerman diverse bronnen had geraadpleegd, te beginnen met Le grand dictionaire historique van Moréri, maar tegenwoordig denk ik daar anders over. Nu ga ik ervan uit dat iemand anders het uitzoekwerk heeft verricht en dat Weyerman diens tekst heeft vertaald of bewerkt.
In het lemma ‘Esperon, ou Eperon’ in Dictionnaire universel, contenant generalement tous les mots françois (editie 1727) staat een gedeelte dat ook in Weyermans tekst voorkomt. Aan het eind wordt er verwezen naar Traité des Eperons.
Hiermee wordt bedoeld het in 1702 verschenen Tractatus de calcarium usu & abusu, nec non juribus illorum; lectu jucundus, utilis & variis antiquitatibus illustratus van Johann Nicolai (1665-1708), kortweg ‘Het traktaat over de sporen’.
Het is mogelijk dat Weyerman dit werk heeft gelezen, maar ik denk toch dat hij een andere bron heeft gebruikt. In het geleerdentijdschrift Mémoires pour l’histoire des sciences & des beaux arts (janvier 1703) staat een acht pagina’s lange bespreking/samenvatting van Tractatus de calcarium. Deze tekst neemt Weyerman over en hij breidt die uit met één anekdote.
Op de ’s Hertogenbosche Rariteytkamer toont men aan de ligtgeloovige zo wel als aan de nieuwsgierige Kykers, een Spoor onder de Benaaming van de Spoor van dien sterken Heer van Arkel, die zyn handen aan de Schotbalken slaande, op een Aas na de Zwaarte zyns Paerds wist te gissen tusschen de Balans van zyn gelaarsde Deyen. Dat Geschenk is in die groote Oceaan der Beuzelaaryen geworpen by den Heer Espend**, die gevraagt zynde, wegens de Overlevering en de Proef op de Som van die Arkel-Spoor? al lacghende repliceerde; Die Spoor heb ik te St. Truyen gevonden in de Winkel van een Paerdesmit, wiens Overgrootvader zyn Smids Proef had gedaan met die Spoor; doch dewyl ik wist, dat een Kinds hand ligt gevult, en een Rariteyts-Man met een Vodderey gepaayt is, daarom heb ik een groote Naam vastgeklonken op een groot Instrument.
Tot besluit wil ik nog iets opmerkelijks vermelden. In de korte inleiding schrijft Weyerman:
Wel aan dan, laat de Spooren ons aanspooren om een vrolyk, historisch, en zeedekundig Vertoog te schryven over de Spooren; wie weet of zulx geen Aanleyding zal geeven aan zommige Geleerden, om een Traktaat over de Handschoenen, over de Pollevyen, of over de omgekeerde Dansschoenen op te stellen; en zo wy een van die drie Wenschen obtineeren, is de Kaats ons, en des Echos Oogmerk voldaan met Woeker.
Laat nu diezelfde Johann Nicolai een jaar eerder een traktaat hebben geschreven over de handschoenen: Disquisitio de chirothecarum usu & abusu, in qua varii ritus, varia jura, & symbola illarum fuse exhibentur, lectu jucundissima & in bonum publicum edita a Johanne Nicolai (Giessen 1701).2 —Jan Bruggeman
Noten
1. J.C. Weyerman, De levens-beschryvingen der Nederlandsche konst-schilders en konst-schilderessen […], Dordrecht 1769, p. 422.
2. In Nouvelles de la république des lettres. (Amsterdam, août 1702, p. 157-167) staat een bespreking van beide traktaten; ook in The History of the Works of the Learned. (London, september 1702, p. 532-535).