Hoe er Cheshire kaas op het menu kwam van een Amsterdams eethuis
donderdag 17 januari 2019 – In aflevering 7 van de Doorzigtige Heremyt (8 november 1728) beschrijft Weyerman een uitstapje in Amsterdam:
Na dat ik, zegt den Heremyt, met minder spoed en met meerder moeite door de beursteeg was gehort, als een ivoore kloot door de truktafels poort, of als een elzenprop door een klapbuys stuyft, ontmoete ik op den Dam een Abderiet, een knaap die de sleutels der Godgeleerdheyt had neergelegt, en de kling der ligtemissery had op de linker heup gegort, niet om het lemmet te trekken, maar om het gevest te vertoonen; zynde hy daarenboven opgeschikt als een fransche sprinkhaan op een bal, of als een boere Schout op de Dorpskermis.
Deze oude kennis neemt hem mee naar een ordinaris, waar ze in het gezelschap van een half dozijn heren een maaltijd gebruiken: een Franse soep, een ossenlendenstuk en zes kuikens met toebehoren, een stuk Cheshire kaas met garnituur, en drank om het geheel af te ronden. Na afloop loopt hij weer met de ex-Bredanaar mee en vraagt hem wie daar toch aan tafel zaten.
Het blijken figuren te zijn die op creatieve manieren aan hun geld komen: een pruikenmaker die is gaan valsemunten, een wijnkopersknecht die voor zijn amoureuze diensten betaald wordt door de jonge vrouw van een oude koopman, een man die zich uitgeeft voor een verarmd edelman, en een oplichter. Deze laatste is bovendien de werkgever van drie of vier prostituees. Dat brengt Weyerman ertoe het karakter te schetsen van ‘een troep Vloerduyven’:
Jaar uyt jaar in heerscht hy over drie a vier jonge vloerduyven, gekleed in en gelogeert als Romeynsche kourtisanes; doch alhoewel die dames zo zeedig schynen te zyn als Vader Goozewyns Nonnen uyterlyk, echter zyn zy zo geyl als Indiaansche juffers innerlyk.
Ton Broos verraste zijn medecampisten meer dan dertig jaar geleden met de onthulling dat Weyerman passages uit The London Spy van Ned Ward gebruikt had. Hij toonde dat aan met twee karakterschetsen die Weyerman ook in de Doorzigtige Heremyt opgenomen had.1 Er zijn de afgelopen jaren meer passages uit The London Spy en ander werk van Ned Ward in Weyermans werk herkend, maar bij mijn weten heeft tot nu toe niemand ‘Het Karakter van een troep Vloerduyven’ geclaimd. Dat is opmerkelijk, want het correspondeert met een schets die in de eerste aflevering staat.
He always keeps at his beck three or four handsome young Wenches, well Equip’d, and in good Lodgings, who are all Modesty without, and nothing but Lewdness within; who can seem as Innocent as Doves, and be as Wicked as Devils.2
Vermoedelijk is de overeenkomst nooit opgevallen, omdat Ned Ward de beschrijving van deze drie dames, anders dan Weyerman, niet voorzag van een tussenkop met het woord ‘character’ erin.
Bij het voorbereiden van deze tekst bleek me, dat Weyerman niet alleen ‘Het Karakter van een troep Vloerduyven’, maar ook de hele scene uit de London Spy overgenomen had. Ned Ward wil in een periodiek ‘the Vanities and Vices of the Town’ (=Londen) aan zijn lezers openbaren. Hij loopt met dat doel de stad in:
I had just pass’d thro’ Aldgate, like a Ball thro’ the Port of a Billiard-Table, but by good Fortune met an old School-fellow, whom I found had lay’d down the Gown, and took up the Sword, being Trick’d up in as much Gaiety as a Dancing-Master upon a Ball-day, or a Young Sheriff at a County Assizes.
Het zal geen verrassing zijn dat deze kennis Ward te eten uitnodigt en dat ze aanschuiven bij een gezelschap dat in de nabeschouwing vrijwel hetzelfde uiterlijk en dezelfde inkomstenbronnen blijkt te hebben als dat van Weyerman. Pogingen om de Bredase kennis en de louche tafelgenoten terug te vinden in de kennissenkring van Weyerman kunnen wat mij betreft worden opgegeven.
En de maaltijd? Het Londense diner begint met ‘Old Hock’ (Hochheimer wijn), en ‘two Calves-Heads and a couple of Geese’.3 Het nagerecht was ‘a stately Cheshire Cheese, of a Groaning Size […]’, en daarna zet het gezelschap het op een drinken. Weyerman heeft dus wel de eerste gangen aangepast, maar was kennelijk zó vertrouwd met Cheshire kaas dat hij die handhaafde. Ik verwacht niet dat in een Amsterdams ordinaris Engelse kaas opgediend werd, en vermoed dat niet de waard maar Weyerman daar de Cheshire kaas op de kaart gezet heeft. –Jac Fuchs
Noten
1. Ton Broos, ‘The London Spy in Holland, of een Nederlandse spion in London: Jacob Campo Weyerman en zijn vertaling van Ned Ward’, in: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 9 (1986), p. 62-73.
2. Ned Ward, The London Spy (Londen 1699), deel 1, p. 8.
3. In Engeland stond een kalfskop symbool voor de onthoofding van koning Karel I; het feestelijk opdienen ervan werd gezien als instemming met die onthoofding. Ned Ward verdiende goed aan The Secret History of the Calves-Head Club, or the Republican Unmask’d (Londen 1703, meermalen herdrukt), waarin hij inspeelde op de angst voor het bestaan van een geheim republikeins genootschap.