Weyerman en de dronkenschap
dinsdag 12 februari 2019 – In zijn werken zet Weyerman zichzelf wel als een stevige drinker neer, maar ook als iemand die er tegen kan: aan drank zal hij niet ten onder gaan. Dat laatste wil met andere mensen over wie hij vertelt nog wel eens anders zijn.
De aflevering van 8 januari 1725 van Den Ontleeder der Gebreeken (deel II nummer 13, p. 97) begint met het verhaal van zes welgestelde jongens in Toulouse, die na stevig drinken besloten dat zij een van hun zessen zouden ophangen en de daad bij het woord voegden. Ik neem dat Weyerman dit bericht niet uit zijn duim gezogen heeft, ook al heb ik het nog niet in een krant teruggevonden.
Weyerman grijpt het bericht aan voor het publiceren van een ‘Vertoog over en tegens de Dronkenschap’. Weyerman moraliseerde vaker over de dronkenschap: in Voetnoot 76 liet Jan Bruggeman zien dat hij voor zijn ‘Lof der Dronkenschap’ inspiratie opdeed bij Thomas Brown. En in Voetnoot 89 vertelde ik dat hij zich bij een preek tegen de dronkenschap had laten leiden door Owen Felltham.
In de Ontleeder schrijft Weyerman weer tegen de dronkenschap. Hij begint met twee spreekwoorden:
Een gezonde Ziel in een gezond Lichaam, is een Schat, waar by den Diamant van de Gouverneur Pitt zo veel te pas komt, gelyk als een geschilt Schelvis Oog te pas komt by die van den Groot-Hartog van Florencen.1 Het bejaart Spreekwoort zegt; dat een Dronken Generaal een slegt Bevelhebber is in een Veldslag, dewyl de Wyn een Soort van een Mist werpt over zyn Gedrag, en die Wakkerheyt ontzenuwt, zo nootzakelyk voor den Aanval, en zo noodig voor den Aftogt.
Terwijl ‘een gezonde geest in een gezond lichaam’, mens sana in corpore sano, zogezegd een klassieker is, kan de zegswijze van de dronken generaal niet bepaald veelgebruikt genoemd worden. Maar de eerder genoemde Thomas Brown kende deze uitdrukking wél. Hij gebruikte hem in ‘A Declamation in Defence of W—— and Gaming, against Drunkenness’.2
Met zo’n overeenkomst is het geen verrassing dat er meer paralellen zijn tussen de tekst van Brown en die van Weyerman. Verschillen zijn er ook. Bij Thomas Brown richt een man zich tot een rechterbank in een pleitrede waarin hij wil aantonen dat hoererij en gokken onschuldige bezigheden zijn vergeleken bij het comazuipen. Weyerman beperkt zich tot het schrijven tegen de dronkenschap en neemt de verdediging van de hoererij en het gokken niet op zich. Hij laat zich even tegenspreken door de Heer Jan Koop-All, van een rechtbank is geen sprake.
Weyerman heeft vanaf het begin de elementen uit de tekst van Brown herschikt: zo heeft hij de zegswijze met de generaal veel korter achter het andere spreekwoord geplaatst. Brown voert een overdaad aan klassieke auteurs en personages op en daarvan neemt Weyerman er maar een paar over; maar hij gooit er wel weer moeiteloos wat eigentijdse verwijzingen doorheen.3
Naar mate het betoog vordert, laat Weyerman de tekst van Brown meer en meer los en komt hij met eigen argumenten op de proppen. Hij plaatst zelfs versjes waarvan ik geen verband met de Engelse tekst kan ontdekken. Maar voor zijn slotsalvo, een getuigenis van Plinius, is hij weer bij Brown te rade gegaan. –Jac Fuchs
Noten
1. Thomas Pitt (1653-1726) was een succesvol koopman in de Engelse East India Company. Hij was van 1699 tot 1709 gouverneur van Fort St. George in Madras. Hij kocht er in 1701 een ruwe diamant voor ruim 20.000 pond, smokkelde die naar Londen en liet die daar bewerken. Uiteindelijk wist hij de diamant, door bemiddeling van John Law, in 1717 aan de Philippe van Orléans, de Franse regent, te verkopen voor 135.000 pond. De diamant maakt sindsdien deel uit de Franse kroonjuwelen.
In Den Amsterdamschen Hermes II, p. 248 zegt Weyerman dat ‘Mejuffrouw Kabuis-kool flikkert, onder haar Medevrouwen, gelyk als een geschild Schelvis-oog flikkert, onder een tour valsse paerlen’. Het schelvisoog suggereert dus een vals edelsteentje. Ik heb moeite met de geciteerde zin en lees hem als: voor een gezonde geest in een gezond lichaam heb je net zo min de rijkdom van Pitt nodig, als een vals pareltje zou passen bij de kostbaarheden van de groothertog van Florence.
2. ‘A Declamation in Defence of W—— and Gaming, against Drunkenness’ verscheen voor zover ik weet voor het eerst (postuum) in: Thomas Brown, The Third Volume of the Works of Mr. Thomas Brown, containing, Amusements Serious and Comical Calculated for the Meridian of London (Londen 1708). De link in de tekst leidt naar een druk uit 1719/1720.
3. Mogelijk was Weyerman niet geheel nuchter toen hij de tekst bewerkte, want Plautus (‘For as Plautus wittily remarks, Wine is a cunning Wrestler, that first trips up the Heels’) is bij hem in Plato veranderd (‘Plato, die zo sober was gelyk als een Spaans Officier die de Vasten vertrotst in de Citadel van Antwerpen, zegt dat de Bergerakwyn een Moorsche Worstelaar is, die ons eerst by de Kop vat, en ons naderhant de Voeten ligt’).