Voetnoot 99

Jacob Campo Weyerman en Sir John Rake (1)

donderdag 7 maart 2019 – Weyerman begint nummer 33 van de tweede jaargang van de Amsterdamsche Hermes (11 mei 1723) met een anekdote over afgunst, en vertelt aansluitend dat hij iemand kent die de avonturen van Sir John Rake, die hij van plan is te publiceren, zeker zal bekritiseren:1

Dat de gebreeken van Sir John Rakes avontuuren met de vergrootende Hondsoogen des Nyts beschouwt zullen worden, is zo wis als een Stroowisch. In ’t front van zyn Hekelaars ziet Hermes een scheel Mensch, die uit meêr koleuren dan ’t palet van een Bloem-schilder bestaat, en die echter een tegenstrydige koleur geeft aan alles, komen aanstappen. Die Knaap heeft de gewoonte van over een fles vol rynschen wyn te bidden, en van over een koppel kreeften te prediken. In Menno’s vergadering is hy een H., en in de Stads Doelen een Dronkaart. Het is wel waar, dat hy een Man is, als de Bank, maar moet hy daarom schreeuwen? dat Rake het Conterfeitsel van J**, dat de lelieblanke Joseppina dat van Mistris Salisbury, en dat Madam Souternel het portrait is van mevrouw Goodman! […]

Die persoon kan ik helaas niet plaatsen. ‘H.’ zal staan voor ‘Heilige’. Weyerman stelt de man dus voor als een Rotterdammer die zich in zijn doopsgezinde gemeenschap vroom voordoet, maar intussen met de drank geen maat weet te houden. Verder kom ik er niet mee. Weyerman wil in de eerstvolgende drie afleveringen van de Amsterdamsche Hermeseen Londens avontuur laten drukken. Waarom zou hij nog vóór publicatie iemand de pas willen afsnijden van wie hij vermoedt dat deze het verhaal in een kwaad daglicht zal proberen te stellen? Laten we naar het verhaal zelf kijken.

Sir John Rake is een gewone kerel (‘een gebooren Edelman uit den vermaarden stam van Adam’), een Brit, die van Rotterdam naar Londen reist. Bij aankomst spoedt hij zich naar Covent Garden, de rosse buurt, waar hij in de Dog Tavern in Drury Lane zijn oude kennis Dom Pedro d’Amberes ontmoet. Wanneer Dom Pedro hem vertelt dat hij voor het uitgaansleven moet zijn op de plekken die hij van vroeger kent, rept hij zich naar St James’s Park, waar je ook de nodige dames kunt ontmoeten.

Hij praat er de mooie Joseppina los van haar mannelijke compaan, en troont haar mee naar de gulden Draak. Daar krijgen ze gezelschap van een ‘vrederechter’. Nadat die drie zaken behandeld heeft waarvan de beschrijvingen bol staan van de dubbelzinnigheden (zoals bij de huurkoetsier, die weigert de huur van een Hengselmandje van een Straatjuffer te voldoen), gaat John Rake alleen verder naar een adres in Great Queenstreet waar gegokt, en natuurlijk ook vals gespeeld wordt.

Rake verspeelt er zijn geld, maar een andere kennis, Karel Cortvrient (die Madame S*** en haar ongelukkige Dochter ruïneerde) helpt hem uit de nood en neemt hem mee naar de ‘Myter tavern’, waarvan Weyerman enige andere bezoekers beschrijft. Wanneer de klok van Al[d]gate acht uur slaat, krijgt Rake een briefje toegestopt van mevrouw Besoar, een apothekersvrouw. Hij brengt haar een bezoek van een uur, waarbij zij duidelijk meer interesse in hem toont dan in haar man. Wanneer om negen uur de klok van Temple Bar slaat, gaat Rake op weg over de Strand.

Daar ziet hij een vechtpartij van vier tegen een. Hij trekt zijn degen en verjaagt het viertal; de eenling blijkt Dom Pedro te zijn. Die brengt hij naar zijn logement; daarna gaat hij langs de Fleet naar zijn eigen logement. ’s Nachts rent er een vrouw in nachtgewaad zijn kamer binnen, achtervolgd door een man met wie hij slaags raakt. Nadat ze door de waard en zijn knechten gescheiden zijn, besluiten ze het buiten uit te vechten, op Lincoln’s Inn Fields. Rake schakelt zijn tegenstander uit, maar wordt zelf verrast door een constabel, die hem arresteert. Door bemiddeling van de waard komt Weyerman terug in het logement, waar de verwondingen van zijn tegenstander blijken mee te vallen en hij de arrestatie kan afkopen. 

De volgende ochtend gaat Rake naar de kamer van zijn opponent om hem uit te dagen. Maar deze man, een Fransman, vertelt hem zijn levensverhaal. Hij is een aan lager wal geraakte militair die ooit de Ierse legeraanvoerder James Butler, hertog van Ormond, het leven gered heeft. Toen uit kwam dat hij diens maîtresse, Mistris Vere, had ingepalmd, was hij in ongenade gevallen. De dame in het nachtgewaad was een vrouw die hem een te hoog tarief wilde rekenen, en hem ontsnapte toen hij wilde doen waar hij recht op meende te hebben. Rake verzoent zich met hem en trekt zich terug met de betreffende dame, die hij een vergoeding in natura laat betalen voor alles wat hij vanwege haar doorgemaakt heeft.

Het zal nu duidelijk zijn waarom Weyerman verwacht dat de avonturen van John Rake slecht zullen vallen bij de doopsgezinde Rotterdammer: twee etmalen worden gevuld met drank, gokken, vechten, overspel en hoererij …

Over die avonturen heb ik zelf ook wel iets te zeggen, maar voor vandaag wil ik afsluiten met het alibi dat ik heb om dit verhaal als Voetnoot te bespreken, namelijk een buitenlandse bron. De Fransman die zijn leven aan Sir John vertelt, zegt op een gegeven moment:

Quand on a perdu ce qu’on aime,
Il ne reste plus que a mourir.

Die twee regels komen uit de tragedie Belleropohon (vierde akte, zesde scene) van Monsieur de Fontenelle (1657-1757), die in 1679 met muziek van Lully in première ging.

Kort daarop zet Weyerman ons nog een couplet van zes Franse regels voor, maar ik tast in het duister over waar die vandaan kunnen komen. – Jac Fuchs

¶ De illustratie is vervaardigd door Willem Pietersz. Buytewech en behoort tot een verzamelalbum met illustraties van edellieden uit verschillende landen (collectie Rijksmuseum). 

Noten
1. Met Actius Samazar, die Weyerman de anekdote noemt, moet Jacopo Sannazaro (1458-1530) bedoeld zijn. Deze Italiaanse hoveling en dichter liet zijn werken verschijnen onder de naam Actius Sincerus. Zijn naam werd verfranst tot Jacques (of Actius) Sannazar.
De anekdote die Weyerman vertelt, is ook te vinden in het lemma ‘Sannazar (Actius)’ in de Grand Dictionaire Historique van Moréri. Opmerkelijk is, dat dit lemma eigenlijk alleen uit die ene anekdote bestaat en gevolgd wordt door een lemma over ‘Sannazar, (Jacques)’.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.