Voetnoot 111

Rariteiten

vrijdag 17 mei 2019 – Eind zeventiende eeuw neemt de belangstelling voor de ‘natuurlijke historie’ in brede kring toe. Rijke kooplieden, bankiers en regenten, maar ook artsen en apothekers kopen natuurkundige instrumenten, zoals een microscoop en telescoop, en leggen verzamelingen aan van planten, schelpen en mineralen. Soms ontaardt die verzameldrift en legt men zich toe op exotica en curiosa, zoals een fraai besneden struisvogelei, of een nautilusschelp op een zilveren voet.

Onderzoek naar de natuur is goed, maar Weyerman waarschuwt zijn lezers om niet het verstand ‘op eenige beuzelachtige voorwerpen te verstompen’. Hij heeft geen goed woord over voor connaisseurs van rariteiten. ‘O hoe geneuglyk is het, eene ouwerwetsche trony, met de fok op den neus, uileborden uit Witjes en Vlindertjes in ronde doozen, en in de ronte vast gespelt, te zien fabrikeeren! en zyne Vogeleieren, gelyk medailles, volgens de tytrekening te zien verdeelen!’1

Aan het begin van de achttiende eeuw verschijnen er in Engeland enkele teksten waarin de draak gestoken wordt met verzamelaars van rariteiten.2 De satirische teksten vermelden nog zottere voorwerpen, zoals de testikels van een rat of de penis van een walvis. Het zijn veelal spotinventarislijsten van rariteiten die de verzamelaar bezit, of die binnenkort verkocht of geveild zullen worden.3 Weyerman leest die teksten en maakt er handig gebruik van voor zijn eigen weekbladen. Hieronder geef ik een overzicht van dergelijke teksten in Weyermans werk.

In The Tatler (afl. 216, 26 augustus 1710) staat het doldwaze testament van Nicholas Gimcrack. Een navolging hiervan vinden we in De Rotterdamsche Hermes, (afl. 33, 6 maart 1721, p. 201-204).4 Weyerman maakt van het testament een inventaris van de verzameling van de op dat moment nog levende dokter Woodward uit Londen. Weyerman vertaalt niet alleen maar overdrijft nog meer, waardoor de tekst nog hilarischer wordt. Als Addison en Steele Weyermans bewerking zouden hebben gelezen, dan zouden zij hem onmiddellijk een coauteurschap hebben aangeboden.

Addison ontleende de naam Gimcrack, die zoiets betekent als ‘snuisterij’ of ‘prul’, aan het toneelstuk The Virtuoso (1676) van Thomas Shadwell. Weyerman heeft de satirische beschrijving van deze virtuoso ook gebruikt voor een aflevering in zijn tijdschrift Het Oog in ’t Zeil.5

Eveneens ontleend aan The Tatler is de lijst van goederen die Deborah Kandeel heeft gestolen van haar werkgeefster mevrouw Suikerpeer. We vinden die in De Rotterdamsche Hermes, afl. 51, 10 juli 1721, p. 351-352. Mevrouw Suikerpeer is niet echt een verzamelaarster, maar de lijst bevat naast kledingstukken, kammen en handschoenen ook enkele rariteiten, zoals een kop gedraaid uit een Maldivische kokosnoot en een geëmailleerde voorstelling van Adam en Eva zonder vijgenbladeren.6

De inventaris van toneelattributen die volgens Hermes in De Rotterdamsche Hermes op 4 november 1720 verkocht zullen worden, omvat voorwerpen specifiek gericht op het toneel. Ook deze lijst is gebaseerd op The Tatler.7

In Den Amsterdamschen Hermes (deel 2, afl. 16, 12 januari 1723, p. 126-127) worden de prijzen opgesomd die te winnen zijn in de loterij van advocaat Borago. In de rariteiten zit heel wat kritiek op de advocaat verstopt. Borago is volgens Hermes ‘een onweetend Rechtsgeleerde’, die ‘door de inlandsche tuchtingroe van een Schryfpen’ gekastijd moet worden. Of de tekst van de prijslijst teruggaat op een buitenlands origineel heb ik niet kunnen achterhalen. De eerste prijs is ‘Een staande Slagorlogie, dat altoos de minuten van Schelden, doch nooit het uur van de gezonde Redenbyert’. En wat te denken van ‘Een Corpus juris, in een Jucht-leere band ingebonden, en met vergulde Slooten voorzien, maer één éénige maal geopent’.

De spotcatalogus van boeken die voorkomt in Den Amsterdamschen Hermes (deel 2, p. 355-356) noem ik hier wel, maar hoort eigenlijk thuis in het genre van de imaginaire bibliotheken.

Een echte rariteitenlijst treffen we aan als aanhangsel bij het Vermakelyk wagen-praatje [1739]. ‘Dertig reliquien, welke, na datse ruym vier hondert jaaren verloren zyn geweest, onbeschadigt weder zyn gevonden, in een heldere oude blauwe zak, agter het autaar, van de kerk van St. Sulpicius te Romen: tot groote vreugde van alle beminnaars der reliquien’. Negentwintig relikwieën van deze lijst komen ook voor in de veel uitgebreidere ‘Leyst, van een uytmuntende en zeer vermakelyke verkooping’ in De geest van Jacob Campo Weyerman [1754].

De complete lijst komt ook voor in De onberispelyke geestigheden of zeedige snaakeryen van verscheidene dichters, benevens het Franeker en Leidsche studentenleeven, uitgegeeven en vermeerderd door een der zelve. Te Snaakenburg, By B. cum Notis Kransii, Boekverkoper in den Gekroonden Overbeek. LCVCIDIM [= 1757]. p. 126-127. 

In Den Ontleeder der Gebreeken ten slotte vertelt Weyerman in twee afleveringen over het jezuïetencollege in St. Omer.8 (Jac Fuchs zal in een volgende voetnoot uitgebreid ingaan op deze tekst. Ik beperk me hier tot de rariteiten). Als de Ontleeder het college betreedt, komt hij in een vertrek met rariteiten. Hij ziet de tandenstoker van Epicurus, een traan van Heraclitus, de huilende filosoof, de lantaarn van Diogenes en nog veel meer. Deze rariteiten ontleende Weyerman aan The London Spy van Ned Ward: een nieuwe vondst.9

Het is niet de eerste keer dat Jac Fuchs en ik teksten terugvinden die ontleend zijn aan het werk van Ned Ward (1667-1703). Ton Broos ging ons in 1986 al voor, maar nu wij intensief op zoek zijn naar de bronnen van het werk van Weyerman, zijn er al meer dan tien teksten teruggevonden die ontleend zijn aan het oeuvre van de Engelse satiricus.  –Jan Bruggeman

Bijlage
Tot nu toe bekende ontleningen aan het werk van Ned Ward

1. Den Ontleeder der Gebreeken I, afl. 25, p. 193, [Motto] – The Modern World disrob’d: or, Both Sexes stript of their pretended Virtue (1708).
2. Den Ontleeder der Gebreeken II, afl. 12, p. 89-93, ‘Eenige Speculatien over de Doofheyd’ – The Modern World disrob’d: or, Both Sexes stript of their pretended Virtue (1708).
3. Den Ontleeder der Gebreeken II, afl. 35, p. 275-276, [Rariteiten van de queekschool van St. Omer] – The London Spy (1698), Part I.
4. Den Ontleeder der Gebreeken II, afl. 37, p. 293-294, ‘Karakter van N. Jeff*** Kapiteyn van een Britsche Passagie-sloep’ – The London Spy (1700), Part XVI.
5. Den Ontleeder der Gebreeken II, afl. 46, p. 361-368, ‘Het Karakter van een MOF in zyn Overkomst’ – The Wealthy Shop-keeper: OR, The Charitable Citizen (1700).
6. Den Echo des Weerelds I, afl. 13-14, p. 97-109, ‘Journaal van een Westindische reys’ – A Trip to Jamaica (1698).
7. Den Echo des Weerelds II, afl. 2, p. 12-13, ‘Waarom dat een bekende Plaats ontrent Greenwich, gedoopt is, Koekoekspunt’– A frolick to Horn-fair with a walk from Cuckold’s-point thro’ Deptford and Greenwich (1700).
8. Den Echo des Weerelds II, afl. 13-16, p. 98-128, ‘Den opkomst en den val van een koffihuys nichtje’ – The Rise and Fall of Madam Coming-Sir: Or, An Unfortunate Slip from the Tavern-Bar, Into the Surgeons Powdering-Tub (1703).
9. Den Echo des Weerelds II, afl. 20, p. 158-160, ‘De posttyding des Echos’ – The Humours of a Coffee-House (1703).
10. De Doorzigtige Heremyt, afl. 2, p. 14-15, ‘Het Karakter van een Yr’ – The London Spy (1700), Part XVI.
11. De Doorzigtige Heremyt, afl. 2, p. 15-16, ‘Het Karakter van een jong Gaskons Edelman’ – The London Spy (1700), Part XVI.
12. De Doorzigtige Heremyt, afl. 4, p. 30-32, ‘Eenige zeedekundige aanmerkingen des heremyts’ – The London Spy (1699), Part VI.
13. De Doorzigtige Heremyt, afl. 7, p. 49-56, [Een bezoek aan ‘een onvermaart Ordinaris’] en ‘Het Karakter van een troep Vloerduyven’ – The London Spy (1698), Part I.
14. De Doorzigtige Heremyt, afl. 20, p. 153-160, ‘Den gewilligen kapellaan’ – A frolick to Horn-fair with a Walk from Cuckold’s-Point thro’ Deptford and Greenwich (1700).
15. Den Vrolyke Tuchtheer, afl. 30, p. 233, [Motto] – The Modern World disrob’d: or, Both Sexes stript of their pretended Virtue (1708).
16. Den Vrolyke Tuchtheer, afl. 45, p. 351 [=353], [Motto] – The London Terrae-filius: or the Satyrical Reformer. Being drolling Reflections on the Vices and Vanities of Both Sexes (1707).

Noten
1. De Rotterdamsche Hermes, afl. 33, 6 maart 1721, p. 201 en 203.
2. Ik verlaat me op het hoofdstuk ‘The Satirized Connoisseur’ in de studie ‘The Celebrated Hannah Cowley’. Experiments in Dramatic Genre, 1776-1794 (Abindon/New York 2012) van Angela Escott, p. 192-194.
3. De bekendste publicatie op dit gebied in het Nederlands is Lyste van rariteiten, die verkocht zullen werden op den 32 van bokkem-maand, in den jaren dat tweemaal drie zoo veel doet als driemaal tweeTen huyse van Anna Folie. Alwaar dezelve rariteiten drie dagen na de verkoping van niemand konnen gezien worden. Gedrukt in Arabien, midden op de Zand-Zee, in ’t vervalle kasteel van den razenden Roeland. Over dit werk is al vele malen geschreven in de Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman (MedJCW).
4. André Hanou, ‘Een navolging van de Tatler in de Rotterdamsche Hermes’. In: MedJCW 4 (1981), p. 402-407.
5. Jan Bruggeman en Jac Fuchs, ‘“Altoos bestulpt met oude boeken, en gedompelt in vermufte papieren”. Onderzoek naar de bronnen en het auteurschap van Het Oog in ’t Zeil.’, in: Med JCW 33 (2010), p. 89-101.
6. Adèle Nieuweboer, ‘De Babbelaar, of een ontdekte goudmijn?’, in: MedJCW 6 (1983), p. 16-19.
7. Ton Broos, ‘“Uit de hoofdstad der Britten wort berigt”: Jacob Campo Weyerman in Engeland’, in: Het verlokkend ooft. Proeven over Jacob Campo Weyerman (Amsterdam 1985), p. 195-220. De lijst met toneelattributen staat in The Tatler in afl. 42, 16 juli 1709 en in De Rotterdamsche Hermes in afl. 15, 31 oktober 1720, p. [64].
8. Den Ontleeder der Gebreeken, deel 2, afl. 35-36, 11 en 18 juni 1725. De rariteiten staan op p. 275-276.
9. Ned Ward, The London Spy (London 1698), Part I, p. 13. 

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.