Maria ter Meetelen en andere slaven van de sultan
dinsdag 16 juli 2019 – Als onze jaren de talrijke canons ijken, zijn het geen vensters die geopend worden, maar gaat het om spiegels die ons met schaamte confronteren. Wie een witte man is, heeft zijn spiegelbeeld heel wat te verwijten.
Met enige deernis moet ik nog wel eens denken aan Jan-Peter Balkenende, premier van eeuwen geleden en ‘ingénu’ van kop tot tenen. Hij bepleitte de terugkeer van de VOC-mentaliteit (‘Toch?’) en dat heeft hij geweten. In zijn pleidooi werden slechts valse noten gehoord. Hem werd verweten dat hij de donkere kanten van het Nederlands kolonialisme onder het tapijt wenste te vegen. Was hij niet een Zeeuw? Tja!
Van mijn lagere en middelbare schooltijd herinner ik me niet dat het Nederlands kolonialisme verheerlijkt werd. Er werd verschil gemaakt tussen de Oost en de West. In de Oost was een doortrapt en effectief systeem opgezet waarin de lokale regenten meester bleven, maar in de VOC een bovenmeester kenden. Verzet daartegen werd niet geduld. Atjeh! In de West had je plantages waar slaven werkten. Voor blanke Nederlanders, al zwaaiden zij de scepter en beschikten zij over leven en dood van anderen, waren Oost en West evenmin Disneyland: je kon er rijk worden, maar de kans was groter dat je het verdiende geld niet kon innen. Niet alleen Multatuli leed er veel.
Onrecht was overal. Wie wapens bezat, kan ongewapenden de macht opleggen. Onrecht is overal. Wie niet sterk is, kan zich lang niet altijd redden met slimheid. Slavernij was en is nog steeds overal. Wie nu goedkope shirtjes koopt, houdt moderne slavernij in stand. Als er nu reden voor schaamte is, dan toch wel daarvoor.
In het debat over slavernij wordt sterk gepolariseerd. Dat is goed te begrijpen, maar het helpt niet. Ik vraag me af of historisch onderzoek zich aan die polarisatie kan onttrekken. Wie aandringt op nuance maakt zich bij sommigen alleen al om die reden verdacht. Ingewikkeld, hoor, maar wie beweerde dat het allemaal simpel moest zijn?
Daarom is het goed om onbevangen en nieuwsgierig kennis te nemen van historisch onderzoek. In een recent nummer van Skript. Historisch Tijdschrift (jaargang 41) besteedt Mette van Marle in een klein artikel aandacht aan ‘De slaven van de sultan. De positie van Europese slaven in de achttiende-eeuwse Marokkaanse maatschappij’.
Die door het sultanaat gekoesterde slavernij wordt in het politiek debat soms opgevoerd om de slavernij, waar landen in Noord-West Europa zich schuldig aan maakten, te bagatelliseren. Wat Nederland deed, deed Marokko en doet Quatar ook! Oh, dan is het zeker minder erg?
In Marokko, zo laat Mette van Marle zien, had je slaven en slaven. In 1705 waren er in Marokko ruim 200.000 zwarte slaven: wie zwart was, was automatisch slaaf. De Europese ‘slaaf gemaakten’ stonden onder direct gezag van de sultan. Het aantal Europese slaven daalde in de loop van de achttiende eeuw, wat er paradoxaal genoeg toe bijdroeg dat de hoogte van het gevraagde losgeld toenam. De Europese slaven hadden een andere rol dan de Afrikaanse.
De bekendste Nederlandse slavin was Maria ter Meetelen en zij komt ook voor in het betoog van Mette van Marle. Maria bracht twaalf jaar in gevangenschap door. Haar lotgevallen zijn bekend dankzij de Wonderbaarlyke en Merkwaardige Gevallen van een twaalfjarige Slaverny, dat in 1748 in Hoorn verscheen.
Maria vertelt daar in de ik-vorm van haar leven. Haar reizen beginnen met een travestie en dat rechtvaardigt het nodige wantrouwen. Oh, literatuur! In 2006 kwam het verhaal van Maria ter Meetelen uit in een schitterende editie, uitgegeven door de ‘Linschoten-Vereeniging’ (Walburg Pers), onder de titel Christenslaven. Editeurs zijn Laura van den Broek en Maaike Jacobs en het door hen bezorgde boek is een lust voor oog en boekenkast. Merkwaardig genoeg ontbreekt in het artikel van Mette van Marle iedere verwijzing naar deze moderne editie. – Peter Altena