Robinson Crusoe als Wam de Moors archetype van de dichter
donderdag 15 augustus 2019 – Ergens in 1972 of 1973 kwam ik Wam de Moor voor het eerst in het echt tegen. Mijn leraar Nederlands had hem bij zich thuis uitgenodigd om een aantal leerlingen, die overwogen Nederlands te gaan studeren, te verleiden tot een keuze voor de lerarenopleiding.
Wam de Moor bedoelde het goed, zijn hoofd kleurde rood van geestdrift, maar ik wist al dat ik me niet tot de lerarenopleiding zou bekennen. Nee, ik wilde Nederlands studeren, al was die studie in Nijmegen dan nog zo’n rommeltje.
Om De Moor te troosten loog ik bij het afscheid dat ik zijn recensies altijd met plezier las. Was dat al in De Tijd of nog in De Gelderlander? Geen idee, maar het leek me dat ik hem wel een aardig woord verschuldigd was.
Onlangs las ik De Moors bespreking van de ‘nieuwe verzen van Gerrit Kolkman en Okke Jager’. Die verscheen in De Gelderlander van 28 februari 1962. Ik was vijf en mijn ouders lazen De Gelderlander, ik niet. De naam van Okke Jager heb ik later nog wel eens gelezen, die van Kolkman niet. In zijn bespreking opent De Moor met de bewering dat dichters de waarheid ‘liegen’.
Voordat de dichterlijke prestaties van Jager en Kolkman aan de orde komen, laat de recensent merken dat hij niet van de straat is. Het gaat over de reis van Dante naar de hemel en Homerus’ achtervolging van Odysseus. Ook Defoe komt ter sprake:
Defoe schroomde zelfs niet zijn held op een ongerept, onbekend eiland te plaatsen, vér van het leven van elke dag. Elke dichter is een Robinson Crusoë, vurig verlangend en tegelijk huiverend om zijn land te verkennen. Elke dichter schept een eiland van waaruit hij naar de mensen roeit met de woorden die hij heeft.
Woorden als roeispanen! Maar de taal is bij Wam de Moor ook nog een ‘kouter’:
Nagenoeg elke moderne dichter houdt zich bezig met de vraag of het mogelijk is in woorden weer te geven wat het verstand nog niet heeft aangeduid. Robinson ploegt de werkelijkheid om met het kouter van de taal.
Voor het compliment dat ik De Moor in 1972 of 1973 maakte, hoef ik me bij nader inzien niet te schamen. Zijn bespreking uit 1962 heb ik met plezier en bewondering gelezen. – Peter Altena
¶ ‘Expeditie Robinson Crusoe’ verzamelt berichten over Robinson Crusoe, om de zin in het tricentennial 1719-2019 te vergroten. Het dient ook als smaakmaker voor het Jaarboek De Achttiende Eeuw 2019, waarin aandacht wordt besteed aan de roman van Daniel Defoe.