Robinson Crusoe in het oude Egypte
donderdag 22 augustus 2019 – Een van de eerste Russische egyptologen, Vladimir Golenishchev (1856-1947), deed in de Hermitage in St. Petersburg een bijzondere ontdekking. Hij vond een papyrus waarop een eeuwenoud verhaal over een schipbreukeling is geschreven. Over de oorspronkelijke herkomst van de papyrus is niets bekend.[1]
De tekst wordt doorgaans aangeduid met The Tale of the Shipwrecked Sailor.[2]Het is het verslag van een wonderlijke gebeurtenis, opgeschreven in een periode die in de egyptologie bekend staat als het Middenrijk (ca. 1975-1640 v. Chr.).
Het verhaal over de schipbreukeling begint met twee Egyptenaren, een edelman en zijn ondergeschikte, die zich aan boord van een schip bevinden, dat juist in Egypte is teruggekeerd van een expeditie naar Nubië in opdracht van de farao. De expeditie is niet goed verlopen en de edelman vreest voor een confrontatie met de koning. Zijn ondergeschikte praat hem moed in, terwijl het schip aanmeert in de haven. Hij vertelt hem over een eerdere, mislukte expeditie naar Nubië, waarvan hijzelf deel uitmaakte, en die uiteindelijk toch goed afliep.
Hij voer met 120 matrozen op een schip op de Rode Zee, toen een hevige storm losbarstte. Een enorme golf zorgde ervoor dat de mast afbrak. Het schip verging en de opvarenden overleefden dit niet, behalve hijzelf. Hij spoelde aan op een eiland en bracht drie dagen in eenzaamheid door in de schaduw van de bomen. Daarna ging hij op zoek naar voedsel en vond vijgen, druiven, en allerlei soorten groente, vogels en vissen. De schipbreukeling maakte een vuur en bracht een brandoffer aan de goden.
Dan is er een angstaanjagende ontmoeting met een enorme slang van 30 el lang, met een baard van twee el, die met kronkelende bewegingen op hem afkomt. Zijn lichaam is met goud bedekt, zijn wenkbrauwen zijn van lapis lazuli. De schipbreukeling werpt zich op de grond voor de slang (zie illustratie hierboven).[3] Deze wil weten wie de schipbreukeling naar het eiland heeft gebracht. Hij dreigt hem in as te veranderen, als hij dat niet vertelt.
Hij neemt de man in zijn bek en brengt hem naar zijn eigen verblijfplaats. Opnieuw vraagt hij hem wie hem naar het eiland heeft gebracht. De schipbreukeling vertelt dat hij in opdracht van de koning op expeditie was en dat zijn schip in een storm terechtgekomen is. De slang stelt hem gerust en zegt hem niet bang te zijn, want een god heeft hem laten leven en naar dit tovereiland gebracht. Hij moet vier maanden op dit eiland blijven, waarna er een schip zal komen dat hem naar zijn thuisland zal brengen.
De slang vertelt vervolgens over zijn eigen tegenslag. Hij woonde op het eiland met 75 slangen, zijn kinderen en verwanten, die allemaal door een omlaag vallende ster verbrand zijn. Hij bezweert de schipbreukeling vol te houden, zodat hij zijn vrouw en kinderen weer in de armen kan sluiten en zijn huis zal terugzien. Als dank biedt de schipbreukeling aan om de koning over de macht van de slang te vertellen en ervoor te zorgen dat de koning laudanum, offerzalf, reukwerk, specerijen en tempelwierook laat brengen, en ook schepen beladen met Egyptische waren. De slang lacht hem uit en verklaart dat hij de Heer van Poent is en al deze zaken zelf bezit. Het eiland zal bovendien na het vertrek van de schipbreukeling in de golven verdwijnen.
Na vier maanden arriveert er inderdaad een schip, zoals de slang voorspelde. De schipbreukeling herkent de opvarenden. Hij werpt zich op zijn buik voor de slang en neemt afscheid van hem. De slang overlaadt hem met geschenken: mirre, offerzalf, reukwerk, specerijen, reukhout, oogschmink, giraffenstaarten, grote klompen wierookhars, olifantstanden, jachthonden, langstaartapen, hondsapen en allerlei andere kostbare waren.
Op de oever heft de schipbreukeling samen met de scheepsbemanning een lofzang aan op de heer van het eiland. Het schip zet vervolgens koers naar het noorden en komt na twee maanden in de hoofdstad van Egypte aan. De schipbreukeling biedt het tribuut van het eiland aan de farao aan en deze beloont hem rijkelijk met de titel ‘volgeling’ en 200 dienaren.
De goede afloop van het avontuur moet de edelman ervan overtuigen dat zijn onderhoud met de koning straks ook goed zal verlopen, maar de edelman ziet dit somber in: ‘Wie geeft er nu water aan een vogel bij het aanbreken van de dag, als deze in de ochtend geslacht zal worden?’
Aan het einde van deze raamvertelling krijgen we de naam van de schrijver van het verhaal te lezen: ‘En zo eindigt het, van het begin tot het slot, precies zoals het in geschrifte gevonden is, in het handschrift van de schrijver met de kundige vingers, Ameni’s zoon Ameno’.[4]
De schipbreukeling uit het oude Egypte lijdt net zoals Robinson Crusoe schipbreuk en spoelt aan op een eiland. Hij brengt drie dagen in eenzaamheid door, moet eten zoeken en vuur maken, maar dat lijkt allemaal voorspoedig te gaan. Sterker nog, er is eten in overvloed op het eiland en er is uitzicht op redding na vier maanden. De machtige slang, Heer van Poent, voorziet hem bovendien van kostbare geschenken die hij kan meenemen voor de farao. De oorspronkelijke expeditie is mislukt, want het schip is met man en muis vergaan, maar de schipbreukeling is gered. Hij ziet zijn land terug en is er uiteindelijk niet slechter van geworden.
Het is niet duidelijk hoe we dit verhaal, waarin esoterische elementen zitten, moeten interpreteren. Vele egyptologen hebben het hoofd hierover al gebroken. Het avontuur van de schipbreukeling wordt samengevoegd met de geschiedenis van de slang, maar of daarmee een verborgen boodschap of een moraal wordt uitgedrukt, zoals sommigen willen, blijft de vraag.[5] – Janny Roos
¶ ‘Expeditie Robinson Crusoe’ verzamelt berichten over Robinson Crusoe, om de zin in het tricentennial 1719-2019 te vergroten. Het dient ook als smaakmaker voor het Jaarboek De Achttiende Eeuw 2019, waarin aandacht wordt besteed aan de roman van Daniel Defoe.
[1] W. Golénischeff, Lespapyrus hiératiques 1115, 1116A et 1116B de l’Ermitage Impérial à St. Pétersbourg (St. Petersbourg, 1913), pl. I-VIII.
[2] Een bekende Engelse vertaling is die van R.B. Parkinson, The Tale of Sinuhe and Other Ancient Egyptian Poems 1940-1640 BC (Oxford/New York, 1998), p. 89-101.
[3] ‘The Enquiry’, in: W.M. Flinders Petrie, Egyptian Tales, Translated from the Papyri, ill. by Tristram Ellis (London 1899).
[4] Voor de samenvatting van het verhaal over de schipbreukeling heb ik gebruik gemaakt van de Nederlandse vertaling door J.F. Borghouts, hoogleraar egyptologie aan de Universiteit Leiden van 1986-2004: ‘De avonturen van een schipbreukeling’, in: J.F. Borghouts, Egyptische sagen verhalen (Bussum 1974), p. 40-45.
De oorspronkelijke tekst is in het hiëratisch in afwisselend verticale kolommen en horizontale regels op papyrus geschreven. De hiërogliefentekst en getransliteerde tekst zijn onder andere te vinden in J.F. Borghouts, Egyptisch. Een inleiding in taal en schrift van het Middenrijk, deel II (Leiden, 1993), p. 255-260; 284-289.
[5] Borghouts, Egyptisch, deel II, p. 289.