dinsdag 17 september 2019 – ‘Ik verzoek U om op generlei aanzoeken van vriend of vijand, te harer invrijheidstelling eenige acht te slaan of derzelve ter kennis van de Koning te brengen (…) Haar zoude daardoor ondienst geschieden’.
Dit moeilijk te plaatsen verzoek om haar toch vooral gevangen te houden schreef de moeder van Maria Hulshoff op 10 februari 1807 aan de minister van Justitie Van Hooff. Maria zat al maanden opgesloten in het Amsterdamse stadsverbeterhuis.
In juli 1806 had Maria Aletta (‘Mietje’ voor intimi) Hulshoff (1781-1846) voor de rechters gestaan. Ze werd beschuldigd van opruiing. Vanuit radicaal-patriotse beginselen had ze in haar pamflet Oproeping van het Bataafsche Volk felle kritiek geuit op het bewind van Schimmelpenninck en Gogel waardoor ‘de Natie, zelfs de in armoede levende ingezetenen, op zulk eene verregaande wijze door belastingen gedrukt, en uitgemergeld wordt’.
Ze keerde zich ook tegen ‘de overheersching door eenen vreemdeling (prins Louis Bonaparte) waarmede het vaderland wordt bedreigd’. Ze riep het volk op in verzet te komen tegen de vreemde overheerser Napoleon Bonaparte: ‘Republikeinen, doet uw plicht! Gij kunt het vaderland nog redden!’
Maria was veroordeeld tot opneming in het Verbeterhuis gedurende twee jaar. Haar moeder zal daardoor opgelucht zijn geweest. Anna Hulshoff-van Oosterwijk had namelijk al eerder aangedrongen op tijdelijke opname van haar dochter in een gesticht, aangezien Maria volgens haar met geestelijke problemen kampte.[1]
De brief aan minister Van Hooff bevestigt nog eens dat de moeder ten einde raad was en niet wist hoe ze met haar dochter aan moest. Blijkbaar had ze geen enkel gevoel voor het patriotse engagement dat Maria van haar in 1795 overleden vader Allard Hulshoff, doopsgezind predikant en publicist, had meegekregen. De brief aan minister Van Hooff trof ik bij een onderzoek in het Nationaal Archief aan als ‘bijvangst’ in de collectie Van Hooff, 2.21.243, inv.nr. 27.
Na het uitzitten van haar straf ging Maria door met haar revolutionaire publicitaire activiteiten; ze werd in 1809 opnieuw veroordeeld en gevangengezet. Met behulp van de radicale patriot Wiselius wist ze echter op spectaculaire wijze – door van kleding te wisselen met de dienstbode die haar bezocht – te ontsnappen.[2] Ze vestigde zich in Londen en later in New York. Haar moeder overleed in 1812.
Maria weerstond de aandrang van familie en vrienden om in 1813 terug te keren: ze wilde niet leven onder een Oranjemonarchie. Toen haar radicale politieke denkbeelden waren veranderd in pacifistisch-religieuze ideeën, ging ze weer in Amsterdam wonen. Nelleke Noordervliet plaatste haar in oktober vorig jaar in een eregalerij van opstandelingen in een essay dat ze schreef voor de Maand van de Geschiedenis met als thema Opstand.[3] – Jan Postma
[1] Johan Joor, De Adelaar en het Lam (Amsterdam 2000), p. 484.
[2] A.J.C.M. Gabriëls, Hulshoff, Maria Aletta, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland.
[3] Nelleke Noordervliet, Door met de strijd. Nederland en opstand (Stichting CPNB 2018), p. 6.