Voetnoot 137

Het ontstaan van de vlinders

donderdag 7 november 2019 – Robert Burton schreef The Anatomy of Melancholy onder het pseudoniem Democritus Junior. Het zal niemand verbazen dat in de inleiding bij dit werk het een en ander verteld wordt over de beroemde senior, de Griekse wijsgeer Democritus.

Democritus van Abdera (ca. 460 v. Chr. – ca. 370 v. Chr.) was een filosoof, astronoom, wiskundige en reiziger. Hij lachte om de dwaasheden van de mensheid en staat daardoor bekend als ‘de lachende filosoof’.

Weyerman lacht eveneens om de dwaasheden van zijn plaats- en landgenoten. Hoe wonderlijk kan het toeval zijn, want Weyerman kan de plaatsnaam Abdera gebruiken als anagram voor zijn geboorteplaats Breda. De inwoners van de antieke stad stonden bekend als onnozele halzen en dat kan volgens Weyerman ook gezegd worden van de inwoners van Breda.

The Anatomy of Melancholy kende Weyerman goed. Keer op keer pakte hij het boek en nam een passage over voor zijn eigen werk. Zo ook de tekst waarin Burton beschrijft wat Democritus allemaal zou zien als hij nu zou leven.

If Democritus were alive now, he should see strange alterations, a new company of counterfeit vizards, whiflers, Cumane asses, maskers, mummers, painted Puppets, outsides, phantastick shadows, gulls, monsters, giddy-heads, butter-flies. And so many of them are indeede (if all be true that I have read).[1]

Weyerman geniet van dit fragment met zijn barokke opsomming en maakt daarvan:

Ha! mogt den wyze Demokriet den kaalenkop eens opbeuren uyt den slaap der aloude eeuwen, wat zou hy een vreemd soort van nieuwe kreeften belacghen; zegt den vrolyke Abderiet. Hy zou een inlandsch Weereld-tonneel zien opgepropt met nagebootste momaanzigten, duymdraayers, voorfluyters, maskeraden, vermomde gasten, beschilderde poppen, grilzieke schimmen, malle meeuwen, wanschepsels, herssenloozen, en veelkleurige vlindertjes.[2]

Met de zin die hier direct op volgt, introduceert Weyerman een nieuw onderwerp:

Het lustme om den waarheydlievenden Examinator de geboorte der vlindertjes te kommuni[ce]ren. 

Met de Examinator wordt Jacobus Tenter bedoeld, auteur van het tijdschrift De Examinator of de Hollandsche Zeedenmeester (Leiden 1730-1731).
Weyerman komt nu het verhaal over het huwelijk van Jupiter en Juno onder de titel ‘Geen onaardige fabel’. Op het feest ter gelegenheid van het huwelijk verschijnen niet alleen goden, maar ook adellijke personen.

Onder anderen kwam ’er een Persiaans Prins aanstryken, opgetraaliet als een kermispop, en zo veelkleurig als een bloemstuk van den eersten rang, een man van een achtbaar gelaat, gevermillioent van wangen als een Noortwyker persik, en begaaft met een onderkin van drie verdiepingen, doch innerlyk een esel in styl, taalkunde, en vinding.[3]

De gasten zijn onder de indruk van deze persoon en maken onmiddellijk plaats, maar Jupiter laat zich door het uiterlijk niet om de tuin leiden:

Want die keurde hem voor een luy, wispeltuurig, en grilziek dier, en veranderde hem en zyn opwachters in veelkleurige vlindertjes: Ook duurt dat ras noch, voor zo ver ons is bekent, snorrende van daag na Maarsen, morgen na ’t Sticht, overmorgen na Leyden, schiftende van taal, kleedyen, wetten, manieren, en gewoontens, doch niet van kontradeugden, en van kontrawaarheden.[4]

Waar heeft Weyerman deze fabel vandaan? Gelukkig had ik The Anatomy of Melancholy nog niet dichtgeslagen, want ook Robert Burton vertelt dit verhaal direct na de passage over Democritus. Burton baseerde zijn verhaal op de Opera aliquot van de humanist Caelius Calcagninus.[5] Burton en Calcagninus vermelden beiden de naam van de Perzische prins: Chrysalus. Het Engelse woord ‘chrysalis’ is in het Nederlands ‘pop’, het stadium waaruit een vlinder tevoorschijn komt.

De laatste zin van de fabel is van Weyerman, waarmee hij een tik uitdeelt aan de auteur Jacobus Tenter. Deze was afkomstig uit Gdansk, studeerde in Utrecht en werd advocaat voor het Hof van Holland en Utrecht. Hij trouwde met Susanna van Westerwijk. Aanvankelijk woonde hij in Maarssen en later in Leiden. Hij overleed in 1732.

Misschien heeft Weyerman Tenter persoonlijk gekend, of anders was hij goed over hem ingelicht, want hij noemt de drie woonplaatsen in die laatste zin. Op pagina 242-243 van Den Vrolyke Tuchtheer staat een spotvers op Tenter en in de aflevering van 13 maart 1730 komt Weyerman met een karikatuur in proza en poëzie onder de titel ‘Het konterfytsel des Leydshen [!] Examinators’ (p. 291-294).

Had Jacobus Tenter soms niet gereageerd op de chantagebrief die hij mogelijk eerder had ontvangen? – Jan Bruggeman


[1] Democritus Junior [= Robert Burton], The Anatomy of Melancholy (Oxford 1638), p. 27. 

[2] Den Vrolyke Tuchtheer, 30 januari 1730, p. 245. De passage volgt direct op ‘Waarschynlyk sprookje’ (Voetnoot 136).

[3] Den Vrolyke Tuchtheer, 30 januari 1730, p. 245.

[4] Den Vrolyke Tuchtheer, 30 januari 1730, p. 245-246.

[5] Caelius Calcagninus, Opera aliquot (Basel 1544), p. 639.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.