De rechten van het paard
zaterdag 4 januari 2020 – In de ’s Gravenhaegse Courant van 27 januari 1721 staat het volgende bericht:
Daer loopt een gerugt, dat wel 180 Ritmeesters van onze cavallery den Grave van Evreux verzogt zouden hebben, dat hy voor hen permissie wilde verwerven, om uyt den dienst te gaen.[i]
Weyerman maakt melding van dit bericht in zijn tijdschrift De Rotterdamsche Hermes en voorziet het van het volgende commentaar:
Zoo op dat verzoek fiat wort verleent, zullen de paerden min waerdig zyn dan de Delfsche subscriptien; en de Ritmeesters zullen desgelyks, als ontzenuwde Aktionisten, te voet moeten loopen. Maar apropos van demissie [= ontslag]. Hermes moet zynen Lezer een vertellingje mededeelen van een Paert, dat zyn demissie, zonder zulks oit mondeling of notarieel gepretendeert te hebben, verkreeg, en echter. . . . . Maar ’t geval zal zoo ras geschreven als gezegt zyn.[ii]
Hierna vertelt Weyerman een anekdote over Karel van Duras, hertog van Calabrië, die wilde dat er aan de grote poort van zijn hof een bel zou worden bevestigd.[iii] Iedereen die zijn recht zocht, zou dat kunnen krijgen door de klok te luiden.
Wat gebeurde er daarna? Ridder Mark Capet dumpte zijn paard, dat hem vele jaren trouw had gediend en waarmee hij vele toernooien had gewonnen. Nadat het paard enige dagen had rondgezworven, kwam het langs het hof van de hertog, schurkte zich aan het handvat van de bel, die daardoor geluid maakte.
De hertog liet het paard binnen en toen hij vernam dat het dier door de ridder was afgedankt, ontbood hij de man en legde hem op dat hij zijn paard zou terugnemen en het zou voorzien van voer en een warme stal.
Voor dit verhaal vond ik drie bronnen. De oudste is L’encyclopédie des beaux esprits, contenant les moyens de parvenir à la connoissance, samengesteld door Saunier (Parijs 1657, p. 51). Het verhaal staat ook in Abbregé de l’histoire generale (Parijs 1669, p. 60-61) en in de anekdotenbundel Diversitez curieuses pour servir de récréation à l’esprit. (Amsterdam 1699, dl. 9, p. 455). Deze laatste bron is ook al genoemd in Voetnoot 28.
Weyerman eindigt de anekdote met: ‘zoo dat het Beest wel zeggen mogt: Gratias tibi ago, optime Princeps. Seneca, de Tranq.’ De Latijnse tekst betekent ‘Dank u, o voortreffelijke prins’, en is een citaat uit De tranquillitate animi van de filosoof Seneca (4 v. Chr.–65 na Chr).
Zo zien we hier in een notendop de werkwijze van Weyerman. De aanleiding voor de tekst is een bericht in de krant. Daar geeft hij commentaar op, breidt het uit met een anekdote en rondt het af met een Latijns citaat. – Jan Bruggeman
¶ De illustratie is een uitsnede van de prent ‘Het stervende paard’ van Paulus Potter (1652). Coll. Rijksmuseum
[i] Met dank aan Jac Fuchs, die dit krantenbericht terugvond in de ’s Gravenhaegse Courant.
[ii] De Rotterdamsche Hermes, afl. 29 (6 februari 1721), p. 174.
[iii] Ik veronderstel dat hiermee wordt bedoeld Karel III van Napels (1345-1386).