Voetnoot 147

Twee epigrammen van François Maynard

dinsdag 14 januari 2020 – In de eerste aflevering van het tweede deel van Den Echo des Weerelds (21 oktober 1726) vertelt Weyerman over de tolerante houding in de Oudheid van het bestuur van Marseille ten opzichte van mensen die zelfmoord wilden plegen, omdat zij ernstig ziek waren of een weerzin hadden tegen het leven (zie Voetnoot 52). De aflevering heeft als motto een epigram van François Maynard.

Las d’esperer & de me plaindre
Des Muses, des Grands, & du Sort,
C’est ici que j’attends la Mort,
Sans la desirer ni la craindre.
F. Mainard.[i]

François Maynard (1582-1646), geboren in Toulouse, werd na zijn rechtenstudie de secretaris van Margaretha van Valois, echtgenote van Henri IV van Frankrijk. In 1634 vergezelde hij kardinaal de Noailles naar Rome, waar hij twee jaar verbleef. Terug in Frankrijk trachtte hij bij verschillende belangrijke personen, onder wie Richelieu, in de gunst te komen. Echter zonder succes. Teleurgesteld keerde hij terug naar zijn geboortegrond en werd president van de rechtbank van Aurillac. Het verhaal gaat dat bovenstaand kwatrijn boven de deur van zijn studeervertrek hing.

Hoe kwam Weyerman aan dit gedicht? Het ligt voor de hand te zeggen dat hij het las in Les oeuvres de Maynard, dat enkele maanden voor de dood van de dichter in 1646 verscheen. Maar daar staat het niet in. Ik vond het gedicht wel in Le grand dictionaire van Moréri, in het lemma over Maynard.[ii] Deze bron heeft Weyerman veelvuldig gebruikt. Het epigram is heel bekend geworden en is enkele keren vertaald, onder andere door Alexander Pope.[iii]

Het epigram van Maynard gebruikte Weyerman al eerder in Den Ontleeder der Gebreeken.[iv] Hier vormt het het slot van Weyermans commentaar op het volgende bericht uit de Leydse Courant van 20 december 1724.

De Heer Le Roi, die voor deze Raadsheer in ’t Chatelet geweest, en bekend is door verscheide Poëtise Werken, is gisteren in de Bastille gebragt. 

Weyerman suggereert dat Le Roy gevangen is gezet, omdat hij een schimpschrift had geschreven.

In aflevering 17 van het eerste deel van Den Ontleeder der Gebreeken staat een tweede, ironisch epigram van Maynard op de dichter St. Amant.[v]

Marc-Antoine Gerard de St. Amant (1594-1661) was de zoon van een glasblazer of glasfabrikant. In het derde deel van zijn Oeuvres staat echter dat zijn vader tweeëntwintig jaar het bevel over een eskader voerde.[vi] Om het epigram van Maynard te begrijpen hebben we de eerste lezing echter wel nodig. Weyerman plaatst het vers in een passage over glas. Het epigram van Maynard luidt:

Vôtre Noblesse est mince; 
Car ce n’est pas d’un Prince, 
Daphnis que vous sortes. 
Gentilhomme de Verre
Si vous tombe’s a terre, 
Adieu vos qualites.[vii]

Ook dit epigram staat niet in de Oeuvres van Maynard, maar wel weer in Le grand dictionaire, in het lemma over St. Amant.[viii] Tijdens mijn verdere zoektocht ontdekte ik dat beide epigrammen ook zijn opgenomen in Recueil des plus belles epigrammes des poëtes françois, depuis Marot jusqu’à present (Parijs 1698), p. 123 en in Nouveau recueil des epigrammatistes françois, anciens et modernes (Amsterdam 1720), p. 65.[ix]

Het is niet met zekerheid te zeggen welke bron Weyerman heeft gebruikt: Le grand dictionaire of een van de twee epigrammenbundels. Weyerman neemt wel vaker epigrammen op in zijn werk, dus misschien vinden we nog meer epigrammen terug afkomstig uit een van de bundels.

Over François Maynard wordt gezegd dat hij sterk beïnvloed is door John Owen, de Engelse dichter, die Neolatijnse epigrammen schreef. Epigrammen van Owen komen we ook regelmatig in Weyermans tijdschriften tegen. Over deze dichter zal ik nog een aparte voetnoot schrijven. – Jan Bruggeman


[i] In mijn vertaling luidt het motto:

Moe van het hopen en het klagen
Over de Muzen, de Groten en het Lot,
Het is hier dat ik op de Dood wacht,
Zonder die te wensen of te vrezen.

In de Maandelyksche berichten uit de andere waerelt van 1740 staat een variant met een Nederlandse vertaling.

Las d’esperer & de me plaindre,
De Grands, de l’Amour, & du Sort,
J’attens patiemment la Mort,
Sans la desirer, ni la Craindre.

Vermoeit van hopen en my-zelve te beklagen,
Zo van de Groten, als ook van de Liefde en ’t Lot,
Verwagt ik met gedult den Dood in deze dagen,
Alschoon ik hem noch wensch, noch vreze of met hem spot.

De laatste twee versregels zijn een bewerking van een Latijnse versregel van Martialis: ‘Summum nec metuas diem nec optes’. In de vertaling van P.C. Hooft luidt deze versregel: ‘Verlang niet naar de doot, nog vrees ’er voor’.

[ii] Le grand dictionaire, deel 4 (Parijs 1718) M-Q, p. 154-155.

[iii] Poems on several occasions (Londen 1717), p. 55.

[iv] Den Ontleeder der Gebreeken, deel 2, afl. 11 (25 december 1724), p. 88. Hier is de ondertekening: ‘Meinard de Thoulouse’.

[v] Den Ontleeder der Gebreeken, deel 1, afl. 17 (31 januari 1724), p. 134.

[vi] Les oeuvres du sieur de St Amant, deel 3 (Parijs 1649), p. é1 recto.

[vii] In mijn vertaling luidt het epigram:

Uw adeldom is gering,
Want het is niet van een prins,
Daphnis, dat u afstamt.
Heer van glas,
Als u op de grond valt,
Is het afgelopen met uw aanzien.

[viii] Le grand dictionaire, deel 1 (Parijs 1718 ) A-B, p. 248.

[ix] Het epigram ‘Vôtre Noblesse est mince’ staat ook in Menaginana ou les bons mots (Parijs 1715), p. 129-130.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.