Het Vertoog van Ifis over de Wysheyt
donderdag 7 mei 2020 – Het is één uur in de nacht. De klepperman van de Kalverstraat heeft zojuist geroepen: ‘Een heeft de Klok, de Klok heeft een!’ De Ontleeder der Gebreeken kan niet slapen en wordt gekweld door een dodelijke droefgeestigheid. Maar gelukkig wordt hij gered door een aangename verschijning: zijn geliefde Ifis.[1]
Zo begint aflevering 23 van de tweede jaargang van Den Ontleeder der Gebreeken. De gehele verdere aflevering bestaat uit ‘Het Vertoog van Ifis over de Wysheyt’, een verhandeling vol bespiegelingen over dit onderwerp.
De Wysheyt volmaakt niet alleenlyk de Gestaltens der Wetenschappen, maar zy verdedigt die desgelyks, en zy geneest derzelver Dwaalingen, bestaande in de Ziektens van ’t Begrip; en die Geneezing zou zy niet konnen uytwerkken, indien zy onkundig was in de Waarheyt der Voorwerppen.[2]
Ifis geeft enkele voorbeelden van de toenemende kennis en wijsheid. Vroeger geloofde men niet dat er aardbewoners waren die onder ons leefden, maar tegenwoordig is men ervan overtuigd dat er ‘Tegenvoeters zyn onder ons, die onder ons wandelen zonder te hangen, of te vallen’.[3]
Ook de vlekken van de maan worden nu anders geïnterpreteerd. Eerst beschouwden de wijsgeren deze als onzuiverheden, maar tegenwoordig beschrijven de filosofen de maan ‘als een Aardkloot, zynde die Vlekken, Zeen, Eylanden, Kusten, Voorgebergtens, vast Land, Bergen, en derzelver Schaduwen’.[4]
Onze wijsheid breidt zich weliswaar steeds verder uit, maar zoals wij nu lachen om de onwetendheid van onze voorouders, zullen straks onze nakomelingen schimpen op onze onkunde.
De tekst bevat ook een strenge vermaning aan het adres van Weyerman.
Die de waare Wysheyt wil bekomen, moet zig niet ophouden met luye verwyderingen, met den Opstel van een Weekelyks Papier des Ontleeders, met een Historie des Pausdoms, met een Blyspel van den Persiaansche Zyworm, met een Uytbreiding over Anakreon, &c. Dat zyn Byweegen der Wetenschappen, en geen Beginselen van de waare Wysheyt.[5]
Ifis verlaat de Ontleeder na zeven pagina’s met de woorden: ‘vaart wel en volhart in de onderlinge Liefde’.[6]
Toen ik het vertoog gelezen had, dacht ik: van wie heeft Weyerman deze tekst? Burton, gelet op de droefgeestigheid? Feltham? Cowley? Of wordt de wijsheid behandeld in een van de hoofdstukken van de Conférences du Bureau d’Adresse?[7]
Ik vond Weyermans tekst terug in een bron die we nog niet eerder zijn tegengekomen. De tekst staat in Introduction aux vertus morales, et héroiques (Brussel 1712, 2 dln.), een Franse vertaling van een Italiaans werk van Emanuele Tesauro (1592-1675).[8] Het oorspronkelijke werk, La filosofia morale derivata dall’alto fonte del grande Aristotele stagirita, verscheen in 1670.
Weyerman volgt de tekst op de voet. Hij laat soms iets weg en voegt soms iets toe, zoals de titels van zijn werken in Ifis’ vermaning.
Emanuele Tesauro was naast dichter, toneelschrijver en historicus ook hoogleraar retorica. Hij schreef een belangrijk werk, Il cannocchiale Aristotelico (vert. De Aristotelische telescoop), waarin hij de klassieke retorica probeerde te vernieuwen. Het centrale element van de nieuwe poëzie is de metafoor, die Tesauro ziet als ‘madre di tutte le argutezze’, moeder van alle gevatheid, dat wat de Engelsen ‘wit’ noemen en de Fransen ‘esprit’.
Heeft Weyerman ook kennisgenomen van deze poetica? De metafoor en met name de vergelijking met ‘als’ is bij Weyerman een zeer belangrijke stijlfiguur.
Toen ik in de inhoudsopgave van de twee delen keek, zag ik direct al enkele hoofdstuktitels die mij deden denken aan teksten in de tijdschriften van Weyerman. Daarover meer in een volgende voetnoot. – Jan Bruggeman
[1] Den Ontleeder der Gebreeken, dl. 2, afl. 23 (19 maart 1725), p. 177-184. Het citaat staat op pagina 177.
[2] a.w., p. 182.
[3] a.w., p. 182.
[4] a.w., p. 183.
[5] a.w., p. 180.
[6] a.w., p. 184.
[7] Robert Burton, The anatomy of melancholy (1621); Owen Feltham, Resolves, devine, moral, and political (ca. 1620); Abraham Cowley, The works (1668); Conférences du bureau d’adresse (1633-1642). Aan deze werken heeft Weyerman vele wijsgerige teksten ontleend.
[8] Introduction aux vertus morales et héroiques, dl. 2, boek 17, hfst. VII, ‘Quels sont les objets de la sagesse’, p. 101-110.
Dit is weer een grote stap voorwaarts voor onze kijk op wat Weyerman las en waar hij zijn ideeën vandaan haalde. Een prachtige vondst, waarover het laatste (door Jan) nog lang niet gezegd lijkt te zijn!
Bravo, Jan! Wat een vasthoudendheid, gestuurd door feilloze kennis en door ervaring versterkte intuïtie. En er komt nog meer!