Voetnoot 163

De tweevoudige Wellust

woensdag 10 juni 2020 – In mijn vorige voetnoot (Voetnoot 162) schreef ik dat Weyerman geen baanbrekend denker is geweest, maar wel een knap stilist. Daarmee deed ik hem tekort.

Weliswaar zijn Weyermans filosofische teksten niet oorspronkelijk; hij was wel in de diverse onderwerpen geïnteresseerd en vertaalde en bewerkte met veel enthousiasme de teksten die hij in verschillende bronnen vond. Zodoende maakte Weyerman de ideeën toegankelijk voor een groot publiek. Misschien mag je dat toch ook ‘baanbrekend’ noemen. In ieder geval is het een verdienste.

In studies en artikelen over de invloed van buitenlandse auteurs en filosofen in Nederland wordt Weyerman een enkele keer genoemd, maar vaak ook niet, omdat de onderzoeker geen kennis heeft genomen van Weyermans tijdschriften. Het bronnenonderzoek waarmee Jac Fuchs en ik nu drie jaar bezig zijn, laat duidelijk zien dat Weyerman heel wat bekende en onbekende auteurs en filosofen heeft geïntroduceerd in de Nederlandse letteren.

Neem nu Emanuele Tesauro (1592-1675), die beschouwd wordt als een zeer belangrijk auteur uit de zeventiende eeuw. Zijn werk La filosofia morale derivata dall’alto fonte del grande Aristotele Stagirita verscheen in 1670. De Franse vertaling dateert van 1712 en Weyerman kiest hieruit enkele hoofdstukken voor Den Ontleeder der Gebreeken (1724-1726) en Den Echo des Weerelds (1726-1727).

In Den Echo des Weerelds, (dl. 1, afl. 31, 20 mei 1726, p. 241-248) schrijft Weyerman over de wellust. Hij legt uit dat er in de Oudheid twee Venussen zijn. De eerste is de hemelse Venus, dochter van Jupiter en de Dageraad. Zij is de moeder van de deugdzame liefde. De andere is de dochter van Erebus en de Nacht. Zij is de moeder van de onkuise liefde. Samen verbeelden zij de twee wellusten: de adellijke wellust, eigen aan het redelijke schepsel de mens, en de slaafse wellust, eigen aan de onredelijke dieren. Weyerman vervolgt met een beschouwing met als doel de ware wellust te onderscheiden van de valse. 

Die Wellust die gebooren is in den Hemel, dat is, in het verhevenste Deel des Ziels, bestiert ons altyds na de Gelukzaligheyt; daar deeze [lees: terwijl de andere] gesprooten uyt den Erebus der Zinnen ons altoos geleyt na een ellendig Leeven, als wanneer zy niet wort overheert door de Hemelsche Wellust.[1]

Na de behandeling van de eigenschappen van de wellust, stapt Weyerman over op de ‘Ziels en Licghaams Wellusten’.[2]

De verdienstige Geesten genieten een Ziels Wellust, wanneer zy komen tot de Kennis van eenige moeyelyke ofte nieuwe Beschouwingen.[3]

Als voorbeeld noemt Weyerman Archimedes, die in bad ontdekte dat de gouden kroon van koning Hiëro II niet uit zuiver goud was vervaardigd.

De wellust van het lichaam absorbeert vaak de geest, maar de bijbehorende vermaken kennen hun grenzen, ‘want tot een zeker Punt gekomen zynde, zo verandert de achterwaardsgaande Vreugde in een tegenwoordige Walg’.[4]

Daarentegen is de voldoening van de geest onbeperkt; ‘hoe meer Voedsel dat die geniet, hoe meer dat hy wenscht te genieten’.[5]

Na vijf en een halve pagina begrijpt Weyerman dat hij zijn lezers zware kost heeft voorgezet.

Den Echo begint te zien, Dat zommige Leezers na een Dessert van Sprookjes eygen aan de Wellust zitten te rekhalzen, derhalve zal hy om dat verlangen te voldoen, deeze Zeedekundige Schets over de tweevoudige Wellust besluyten met eenige toepasselyke Voorbeelden.[6]

Hierna volgen nog enkele anekdoten, onder andere over Hostius Libertus, die zijn kamer met spiegels had volgehangen om zijn buitensporige seksleven te kunnen zien.[7] Met betrekking tot de smaak vertelt Weyerman het bekende verhaal over de weddenschap tussen Cleopatra en Marcus Antonius. Cleopatra wedde met Marcus Antonius wie het duurste banket kon geven. De Egyptische koningin won: ze loste een parel van onschatbare waarde op in een beker azijn en dronk die op. Bij Weyerman lezen we dat Cleopatra de parel oploste ‘in een Theekopje met echt Guinees Limoensap’,[8] die zij liet opdrinken door Marcus Antonius, ‘die er een Bek van trok als een Boere-Juffer die voor de eerste maal in een groote Olyf komt te happen’.[9]

Weyerman somt nog snel andere voorbeelden op van ‘Wellusten der Dwingelanden’,[10] maar dan loopt zijn aflevering ten einde.

De tekst over de tweevoudige Wellust heeft Weyerman ontleend aan het werk van Tesauro. In de Franse vertaling, Introduction aux vertus morales et héroiques, die ik steeds gebruik, staat de tekst in deel. 2, boek 18, hoofdstuk 1-3, p. 191-203.[11] – Jan Bruggeman


[1] Den Echo des Weerelds, dl. 1, afl. 31 (20 mei 1726), p. 242. 

[2] a.w., p. 244.

[3] a.w., p. 244.

[4] a.w., p. 245-246.

[5] a.w., p. 246.

[6] a.w., p. 246.

[7] In de Naturales Quaestiones (Liber I, XVI) van Seneca is zijn naam Hostius Quadra.

[8] a.w., p. 247.

[9] a.w., p. 247.

[10] a.w., p. 248.

[11] In het oorspronkelijke Italiaanse werk, La filosofia morale derivata dall’alto fonte del grande Aristotele Stagirita, (Turijn 1670), vinden we de tekst in Libro decimottavo, Della Voluttà, p. 442-451.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.