Lammert Voos doet Mariken en nadert Gerrit Paape
dinsdag 11 augustus 2020 – Ooit Lammert Voos gelezen? Ik wel en de kennismaking beviel me. Voos is een Groninger, zijn uitgever is AFdH. Abels en Frijns, die de letters A en F aan de naam van de uitgeverij bijdroegen, zorgen al jaren voor de mooiste boeken die in ons land verschijnen. Van Lammert Voos had ik nooit gehoord totdat zijn Malterfoske op de deurmat lag. Omdat het boek er zo mooi uitzag – vormgeving Martien Frijns, de dekselse – begon ik meteen met lezen.
In Malterfoske zijn we in een wreed en weerbarstig Noorden, waarin de personen spelen met de gedachte om zich te verdrinken. Generatie op generatie, de geschiedenis herhaalt zich en met weinig vreugde.
Onlangs, twee jaar na het overrompelende Malterfoske, is er een omvangrijker novelle: Canisius. Even schitterend uitgegeven en een even wrede geschiedenis. Over een man, die op de eerste bladzijden door iedereen verlaten wordt en zich een hoofdstukje later in de goot hervindt in La Gomera. Altijd en overal honden! Hij denkt na over zijn oom Canisius.
Het is diens levensverhaal dat hij vervolgens en vertelt en verzint. In dat verhaal gaat het om een Petrus, een ‘bastaard’ die ergens in het Groninger land opgroeit, maar van niemand liefde ondervindt. Als hij een pesterij van een voorman beantwoordt met grof geweld, wordt hij veroordeeld. Dat valt samen met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.
Petrus Canisius maakt gebruik van de chaos en loopt naar het Zuiden. Dat blijkt Nijmegen te zijn. Hij komt er in de haven en in een kroeg ‘Van Nimwegen’, gedreven door Maria, een pronte en fatale madam. Op dat moment raakt het verhaal – verzonnen immers – de geschiedenis van Mariken, zonder de geschiedenis van ‘Van Nieumeghen’ geheel te volgen. De naam Petrus Canisius – de naam van de lokale heilige – is ook al zo’n verbinding met Nijmegen.
Dan is er een hoofdstukje over de joodse slager Salomon Levy, een vermeende voorvader van Petrus’ stiefvader Borre en diens broer Zwarte Jan. Deze Salomon zag zijn einde in 1798, toen hij in Leeuwarden geëxecuteerd werd. Deze Levy verbindt de geschiedenis van Petrus met die van Gerrit Paape. Paape was een van de rechtsheren die het doodvonnis van Levy had getekend. Die Levy is dan ook nog eens een voorvader van ‘onze’ Sytze van der Veen, maar Sytze en Paape komen in het verhaal van Voos niet voor.
De oorlog krijgt Petrus in de greep en hij belandt aan de Duitse zijde van het Oostfront. Naar Nijmegen kan hij niet terug. Hij mijdt die stad en ziet terug op het spoor van vernieling waar hij getuige van was en waar hij zich verantwoordelijk voor voelt. – Peter Altena