Voetnoot 174

Jean de La Fontaine in het werk van Weyerman

vrijdag 9 oktober 2020 – Weyerman was een groot liefhebber, bewonderaar en navolger van de Franse dichter Jean de La Fontaine (1621-1695).[1] In zijn eerste tijdschrift De Rotterdamsche Hermes komt zijn naam al een paar keer voor.[2] In Den Amsterdamschen Hermes besluit Weyerman zijn inleiding met vier versregels uit de epiloog van de eerste bundel fabels uit 1668.[3] Aflevering 4 uit datzelfde deel bevat een prozabewerking van de fabel ‘La besace’ (‘De bedelzak’).[4]

Weyerman was ook dol op de Contes et Nouvelles van Jean de La Fontaine. Dit zijn korte verhalen in versvorm. Het zijn veelal galante, pikante, frivole, licht erotische vertellingen. Ze gaan vaak over mannen die vrouwen, al dan niet gehuwd, trachten te verleiden. En daarin slagen. Maar ook andersom komt het voor. Jonge vrouwen, vaak getrouwd met oude uitgebluste mannen, die nog een vurige minnaar in de armen willen sluiten. En daarin slagen.

De Contes et Nouvelles waren in Frankrijk verboden. Ze waren te vrij, te libertijns en ze spotten met de huwelijksmoraal. Daarbij komt dat in enkele verhalen monniken en nonnen de hoofdrol spelen en die blijken toch iets minder kuis te leven dan de orde voorschrijft.

Complete vertaling van de Contes et Nouvelles 
In de Amsterdamse Courant van 11 juli 1730 kondigde Weyerman aan dat hij een vierdelige uitgave met diverse teksten wilde uitbrengen. Liefhebbers van zijn werk konden daarop intekenen. Even daarvoor besteedde Weyerman in zijn eigen tijdschrift Den Vrolyke Tuchtheer een hele aflevering aan dit intekenproject.[5]

De losse aflevering zou je kunnen beschouwen als een brochure. Weyerman vertelt in die aflevering uitgebreid over zijn voornemen. Hij geeft enkele tekstfragmenten en hij noemt de titels van de werken die in die vier delen zullen verschijnen. Een van de titels is De sprookjes en vertellingjes van Jean de La Fontaine.

Het intekenproject is helaas niet doorgegaan. In 1730 kwam Weyerman in financiële moeilijkheden en nam hij de wijk naar de vrijstad Vianen. Daar pakte hij de pen wel weer op. Er verschenen nieuwe tijdschriften, zoals Den Laplandschen Tovertrommel en Den Kluyzenaar in een Vrolyk Humeur. Daarnaast schreef Weyerman een toneelstuk en een roman over de meester-oplichter baron van Syberg.

Ik ben op zoek gegaan naar de Contes die Weyerman voor en na 1730 heeft opgenomen in zijn tijdschriften en ik heb veertien verhalen in versvorm teruggevonden.[6] De Contes hebben een wisselende lengte. Er zijn verhalen bij die nog geen twintig versregels tellen, maar er zijn er ook bij die honderden versregels lang zijn. Alleen al het eerste verhaal ‘Jokonde’ neemt drie afleveringen in beslag. Als je alle pagina’s die ik heb gevonden bij elkaar optelt, kom je op een totaal van zeventig pagina’s Contes van Jean de La Fontaine in het werk van Jacob Campo Weyerman.

In Voetnoot 171 vertelde ik over ‘De ring van Hans Carvel’. Dit verhaal is zelf veel ouder. Jean de La Fontaine liet zich voor zijn Contes inspireren door verhalen uit verschillende bronnen, zoals de DecamaroneLes cent nouvelles nouvelles en Orlando furioso. Zo worden deze prachtige verhalen keer op keer opnieuw verteld en doorgegeven.

In Den Ontleeder der Gebreeken lezen we:

Onder de Onmogelyke Overzettingen stellen zommige Dichters, die de Dichtkunde van ter zyde begrynzen, de Overzetting van de Vertellingjes van Jean de la Fontaine; doch wanneer men die Heeren vraagt, Waarom? dan Stuyven zy op met de Oplossing der Kastaanje-braadsters, Daarom, om dat ’er nog geen Waaghals opgedondert is, die dat Fransche Wammes heeft durven aanpassen, waar in dat een Zeker, ik weet niet wat, verborgen is; (dat is) waar in iets onmogelyks is dat een Kind niet kan zien, of dat een Uylskuyken niet kan en begrypen, om dat het eerste, geen Oogen, en het laatste geen Kennis heeft.[7]

Was Weyerman echt de eerste die de Contes van Jean de La Fontaine in het Nederlands vertaalde? Het antwoord is nee.

In de Universiteitsbibliotheek van Leiden trof ik in een convoluut een werkje aan met de titel Vertellingen en nieuwigheden van den heer de La Fontaine.[8] Het telt slechts vijftien bedrukte pagina’s en bevat vijf kleine vertellingen en evenzoveel eenvoudige etsjes. Het ‘Aan den lezer.’ is ondertekend met ‘K.Z.’; ook enkele etsjes zijn gesigneerd met deze initialen. Het werk wordt toegeschreven aan Kornelis Zweerts (1669-1749). Volgens het impressum is deze uitgave verschenen te Amsterdam bij Johannes Strander in het jaar 1708. 

Pas in 1996 verscheen voor het eerst een complete vertaling in het Nederlands van De verhalen van La Fontaine, verzorgd door Jan van den Berg.[9]

Weyerman kondigde enkele malen in Den Echo des Weerelds aan dat hij een vertaling zou geven van het verhaal ‘De nachtegaal’ van Jean de La Fontaine. Dit is echter geen vertelling van La Fontaine. Over deze vertaling meer in een volgende voetnoot. – Jan Bruggeman

Bijlage
Contes van Jean de La Fontaine in het werk van Weyerman[10]
1. Het ondoenlyk bevel, (La Chose impossible) in: Den Ontleeder der Gebreeken, dl. 1, afl. 49 (11 september 1724), p. 389-391. Ook verschenen in: Den Persiaansche zydewever [etc.], [1727], p. 96-98 van De Hollandsche zindelykheyt.
2. Het klokje (La Clochette) in: Den Ontleeder der Gebreeken, dl. 2, afl. 5 (13 november 1724), p. 28-40 [= p. 38-40]. Ook verschenen in: Den Persiaansche zydewever [etc.], [1727], p. 93-96 van De Hollandsche zindelykheyt.
3. De rivier Scamander, (Le Fleuve Scamandre) in: Den Ontleeder der Gebreeken, dl. 2, afl. 16 (29 januari 1725), p. 122-126. Ook verschenen in: Den Persiaansche zydewever [etc.], [1727], p. 89-93 van De Hollandsche zindelykheyt.
4. Den heremyt, (L’Ermite) in: Den Ontleeder der Gebreeken, dl. 2, afl. 38 (2 juli 1725), p. 300-304. Ook verschenen in: Den Persiaansche zydewever [etc.], [1727], p. 84-88 van De Hollandsche zindelykheyt.
5. Den ring van Hans Kervel, (L’Anneau d’Hans Carvel) in: Den Echo des Weerelds, dl. 1, afl. 51 (7 oktober 1726), p. 403-404.
6. De palingpastey, (Pâté d’anguille) in: Den Echo des Weerelds, dl. 2, afl. 52 (13 oktober 1727), p. 401-412 [= 410-412]. Deels poëzie, deels proza.
7. Het kas van konscientie, (Le Cas de conscience) in: Den Vrolyke Tuchtheer, 17 oktober 1729, p. 121-125.
8. Het vertellingtje van den schoenlapper, (Conte d’une chose arrivée à Château-Thierry) in: Het Oog in ’t Zeil, afl. 19 (9 januari 1769), p. 146-147.
9. De boer, die den ambachtsheer had vertoornt, (Conte d’un paysan qui avait offensé son seigneur) in: Het Oog in ’t Zeil, afl. 19 (9 januari 1769), p. 148-151.
10. Jokonde (Joconde), in: Het Oog in ’t Zeil, afl. 39-41 (1780), p. 305-324.
11. De vraat, (Autre conte tiré d’Athénée) in: Het Oog in ’t Zeil, afl. 41 (1780), p. 327.
12. Zuster Anna, (Conte de **** [Soeur Jeanne]) in: Het Oog in ’t Zeil, afl. 41 (1780), p. 327. Van deze vertelling bestaat een aparte uitgave. J.C. Weyerman, Zuster ANNA (Enkhuizen 1981).
13. Nagevolgt uit Anakreon, (Imitation d’Anacréon) in: Het Oog in ’t Zeil, afl. 41 (1780), p. 328.14. Het schiedgebedeke aan Sint Juliaan, (L’Oraison de saint Julien) in: Het Oog in ’t Zeil, afl. 48-49 (1780), p. 377-392.


[1] Deze Voetnoot is een bewerking van de voordracht die ik gehouden heb tijdens de expeditievergadering in Monnickendam (2017).

[2] De Rotterdamsche Hermes (Rotterdam [1721]), p. 159, 200.

[3] Den Amsterdamschen Hermes (Amsterdam 1722), p. *4v. Vgl. Den Amsterdamschen Hermes I (1722) no. 1-8, ed. Riet Hoogma en Mandy Ruthenkolk (Leiden 1996), p. 26 en 52.

[4] Den Amsterdamschen Hermes (Amsterdam 1722), p. 25-28; editie Hoogma en Ruthenkolk, p. 105-110. Voor meer fabels zie Voetnoot 148.

[5] Den Vrolyke Tuchtheer (5 juni 1730), p. 383-390. Ook in de Maendelyke uittreksels, of boekzael der geleerde werelt, dl. 30 (juni 1730), p. 728 wordt uitgebreid aandacht gevraagd voor de nieuwe uitgave.

[6] In Den Ontleeder der Gebreeken, dl. 1, p. 312 noemt Weyerman de vertelling ‘Le Diable en enfer’. In Den Ontleeder der Gebreeken, dl. 2, p. 340 verwijst hij naar de twaalfde vertelling (Voyêz les Contes de la Fontaine, Conte 12e). In Den Adelaar, p. 61 noemt Weyerman ‘l’Anneau de Hans Carvel’.

[7] Den Ontleeder der Gebreeken (Amsterdam 1722), dl. 2, afl. 16, p. 122.

[8] UB Leiden, sign. 1091 C 30:3.

[9] De verhalen van La Fontaine, vert. Jan van den Berg (Leuven1996).

[10] Voor de Franse titels heb ik gebruik gemaakt van deel 1 van Œuvres complètes, ed. Jean-Pierre Collinet, uit 1991 (Collection Bibliothèque de la Pléiade).

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

2 reacties op Voetnoot 174

  1. Frans Wetzels schreef:

    Met grote bewondering en veel genoegen Voetnoot 174 gelezen. Knap werk!!

  2. Peter Altena schreef:

    Dit is geen voetnoot, maar een artikel. Diepe buiging, Jan!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.