Voetnoot 177

Een pleidooi ten gunste van (overspelige) vrouwen

vrijdag 23 oktober 2020 – In Voetnoot 176 schreef ik dat Weyermans De Persiaansche zydewever niet veel indruk op me maakte. Ik had het toneelstuk toen nog niet uit en mijn oordeel was toen nog mild.

Maar nu heb ik het wel met het toneelstuk gehad: het heeft een warrig einde en een vage plot. Bovendien legt Weyerman herhaaldelijk in een voetnoot uit dat hij speciaal voor ons Nederlandse begrippen heeft gebruikt, terwijl het stuk in Perzië speelt.

Wanneer bijvoorbeeld de alcoholische dranken op tafel komen (p. 115), gaat het over ‘Wijn, Brandewijn, oud Luyks, Weezopsap, Kurassous & Cetera’, maar moet dat direct met een voetnoot verantwoord worden:[1]

Alhier bedient zich den Overzetter om de Verstaanbaarheyt van bekende Nederduytsche Dranken.

Weyerman is echter niet consequent in het plaatsen van voetnoten. Zo dreigt Josef onderaan p. 112 voetnootloos: ‘Ik ga my zo vliegens na den Haagh retireeren. Om dienst te neemen voor Soldaat […]’.

Eerder schreef ik al dat de dialogen ontsierd worden door lang uitgesponnen historische anekdotes. Inmiddels heb ik ook een flinke hoeveelheid aforismen achter de kiezen. Ik werd er zo moe van dat ik nog niet heb geprobeerd uit te zoeken waar Weyerman die vandaan had. Ik ben er niettemin van overtuigd dat hij er buitenlandse geschriften voor geplunderd heeft. Na 100 pagina’s werd het mij te gortig. Ik kwam een passage tegen die erom schreeuwde onderzocht te worden. Hierin krijgt Grisanot, de al dan niet bedrogen echtgenoot, van zijn advocaat Praatjeby te horen dat er schrijvers zijn die het opgenomen hebben voor echtgenotes die hun man bedrogen hebben:[2]

Over dat Subjekt heeft Plutarch wel eer eens ten voordeele der Vrouwen gepleyt,
Dat ik alhier ter Snee dienende zal te pas brengen.

Bedenk eens Vriend, (zegt hy tegens den ongeduldigen Koekoek) of ghy niet schuldig zijt aan een zeker Iets dat ghy weygert te gehengen
Aan uw Wederhelft? Ghy loopt heen en weer by uw Gebuuren Melkkoeien en Vaersen, als een vagabondeerde Bul,
En als uw schoone Jo maar eens scheef huppelt op haar Huuwelijks Muyltjes, zie je er zo dul
Uyt als een raazende Roelant, toen zyn blanke Angelika met den Moor was gaan opduyken.
Den groote Ariosto pleyt ook als een Keurslijfs Advokaat in faveur van Vrouw Jakobas Kruyken,
Als hy zingt
, Genomen dat er hier en daar een Vrouw eens van het Huuwelijks Ys glipt,
[…]
Ook voegt er Nevisanus by, Dat een verstandig Wijf altoos den Peper der Revengie tegens den Saffraan der Belediging zal verruylen.
En daarom zegt Jansenius, Wijs nooit een slimmen Weg aan uw Huysvrouw, want de graage Poes zal niet ligtelijk een Muys verpruylen.

Vier auteurs om een stelling te onderbouwen, waaronder de zelden geciteerde Nevisanus, dat kon ik niet op me laten zitten. Mijn gevoel zei: Burton, The anatomy of melancholy. En dat klopt. Weyerman heeft de hele argumentatie van zo goed als een pagina lang overgenomen van Burton. Hij is daarbij wel creatief te werk gegaan: zijn vertaling klinkt tamelijk plat en de toon is niet langer die van een geleerd geschrift, maar die van een paar onnozele figuren in een ‘bleyeyndent treurspel’. Burton verwoordde het als volgt:[3]

It may bee ‘tis his owne fault, and hee hath no reason to complaine, ‘tis quid pro quo, she is bad, he is worsea Bethinke thy selfe, hast thou not done as much for some of thy neighbours? Why dost thou require that of thy wife, which thou wilt not performe thy selfe? Thou rangest like a Towne Bullwhy art thou so incensed if she tread awry?
Be it that some woman breake chast wedlocks lawes, […]
Ea semper studebit, saith d Nevisanus, pares reddere vices, she will quit it if she can. And therefore as well adviseth Siracides, cap. 9. 1. teach her not an evill lesson against thy selfe, which as Jansenius, Lyranus, on this text and Carthusianus interpret, is no otherwise to be understood then that she doe thee not a mischiefe.a Cogita an sic aliis tu unquam feceris, an hoc tibi nunc fieri dignum sit? Severus aliis, indulgens tibi, cur ab uxore exigis quod non ipse praestas? Plutar.
b Vagâ libidine cùm ipse quovis rapiaris, cur si vel modicum aberret ipsa insanias?
c Ariosto lib. 28. staffe 80.
d Sylvae nupt. lib. 4. num. 72.

Zware geleerdheid, die we in de tijdschriften van Weyerman zeker zouden slikken, maar die in een toneelstuk volledig misplaatst is. Zelfs in de luchtiger bewerking die Weyerman van deze tekst gemaakt heeft.

Ik laat alle aforismen en historische anekdotes uit het toneelstuk voorlopig voor wat ze zijn, sla de bladzijde om en hoop dat het ‘klugtspel’ Demokriets en Herakliets Brabantsche voyage prettiger leesbaar zal blijken te zijn. – Jac Fuchs


[1] Jacob Campo Weyerman, Den Persiaansche zydewever, Demokriets en Herakliets, Brabandsche voyagie De Hollandsche zinlykheyt, den Antwerpschen courantier, en de gehoornde broeders, […] (z.p. z.d.), eerste sectie p. 104-105.

[2] Den Persiaansche zydewever, eerste sectie p. 104-105.

[3] Robert Burton, The anatomy of melancholy (Londen 1621), deel 3, sectie 3, lid 4, subsectie 1 (‘Cure of Jealousy’). Ik citeer de editie Clarendon (Oxford 1994, herdrukt in 2006), deel 3, p. 309-310.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.