Voetnoot 179

Drie verhalen over jaloezie

donderdag 5 november 2020 – Aflevering 10 van het tijdschrift De Naakte Waarheyt (20 mei 1737) heeft een schitterende inleiding:

Ey lieve Schryver van de Naakte Waarheyt,’ gilde een schoon jong en cierlyk opgeschikt wyfje, dat zo schielyk in myn kluys inviel, gelyk als een eend komt stuyven in een byt, ‘geef ons eens een aangenaame beschryving van de jaloezy, die pynbank der vrouwen. Myn man,’ vervolgde zy, ‘is zo duyvels jaloers, dat den deken van het smidsgild, den gehoornde Vulkaan, ’er zo min handwater by heeft, als een westindiesche rave is te vergelyken by een Nederlandsche kraai. Als een muys zich verroert, als de wind blaast, of als een Engelsche schuyfraam klatert, dan schreeuwt hy, Ha, daar komt uw galant! reeds schuylt hy achter de deur! onder het ledikant! of hy beklautert de vensters van het dak! Ja, autheur van de Naakte Waarheyt, ik sta nimmer op van myn stoel om een

thebriefje te haalen, of hy zit my op de slippen. Argus bewaakte met minder zorg zyn spierwitte koe, den draak was min jaloers over zyn gulde vlies, en den helhond Cerberus scheen niet half zo beducht voor de hofpoort van Pluto’s paleys, als hy zich pynigt om Diones roozengaard te bewaaren voor het lekken en steeken der onbevoorrechte wespen en bien. Maar vooral,’ ging zy voort, ‘vervrolyk uw beschryving van de jaloezy, met eenige aangenaame historietjes, voor en tegen, zoje zelfs wilt, en tot erkentenis zal ik uw een krachtige sop laaten kooken van een stokouden haan, die niet het tiende gedeelte zo belgziek was over zyn jonge hennen in zyn hoogen ouderdom, als myn man achterdochtig is over my in zyn groote jeugt.[1]

Dit is een typische Weyerman-tekst met een stortvloed aan overdrijvingen, metaforen en als-vergelijkingen, deels ontleend aan de klassieken. Ik ken deze tekst goed, want ze bevat het woord ‘theebriefje’. Jaren geleden onderzocht ik de letterlijke en figuurlijke betekenis van dat woord, dat onder andere voorkomt in ‘Den opkomst en den val van een koffihuys nichtje’.[2] Letterlijk betekent het een papieren zakje met losse thee, dat voorzien is van een tekstje, een versje. Figuurlijk betekent het dat de dame zich terugtrekt om een plasje te doen. 

Welke betekenis is hier van toepassing? Het werkwoord ‘halen’ maakt het lastig. Bedoelt de vrouw dat zij niet eens naar de winkel kan om wat losse thee te kopen? Of kan ze niet eens naar achteren gaan om ‘een kleine boodschap’ te doen? Gelukkig vond ik bij Weyerman een ander citaat, dat duidelijkheid verschafte.

In de Voorreden van de Natuurkundige historiesche, ernstige, schertsende, en vrolyke aanmerkingen over de Gemeenzaame t’zamenspraaken, tusschen een geneesheer en zyn lyders uit Juffrouw Hellebrant haar kritiek op de onbekende auteur van de Gemeenzaame t’zamenspraaken met de volgende woorden:

Daarom, Oom, om dat een jonge Juffer niet een kopje thee kan slorpen, noch een vrolyk praatje vermag te houden met een Vriendin, of hy klapt aanstonds uyt ’t school. Ja hy staat haar zelfs niet toe van een theebriefje te moogen haalen, of hy vervolgt het Wicht met zyn beschouwing tot op de achterplaats.[3]

De plaatsaanduiding ‘op de achterplaats’ is voor mij een argument om de voorkeur te geven aan de figuurlijke betekenis. 

Het fragment uit De Naakte Waarheyt is een prachtig voorbeeld van Weyermans bloemrijke taal en zal niet misstaan in een bloemlezing uit het werk van de achttiende-eeuwse satiricus. Iedereen zal begrijpen dat ik zeer verrast was, toen ik de tekst terugvond in The anatomy of melancholy van Robert Burton in het hoofdstuk ‘Jealousy’.[4] Een paar regels als bewijs:

If a mouse do but stir, or the wind blow, a casement clatter, that ’s the villain, there he is: by his good will no man shall see her, salute her, speak with her, she shall not go forth of his sight, so much as to do her needs. Non ita bovem Argus, etc. Argus did not so keep his Cow, that watchful dragon the golden fleece, or Cerberus the coming in of hell, as he keeps his wife.[5]

De Engelse tekst levert het bewijs voor mijn uitleg van de figuurlijke betekenis van de uitdrukking ‘een theebriefje halen’. Daar ben ik erg blij mee.

De vrouw uit de inleiding vraagt aan de schrijver van De Naakte Waarheyt ‘vervrolyk uw beschryving van de jaloezy, met eenige aangenaame historietjes, voor en tegen, zoje zelfs wilt’. Aan dat verzoek voldoet Weyerman graag en hij komt met drie verhalen over jaloezie. Twee daarvan gaan over jaloerse mannen, waarvan ik de bron nog niet heb getraceerd. 

Weyerman begint echter met het verhaal over een jaloerse vrouw: koningin Johanna van Spanje (1479-1555), die haar man Filips de Schone achterna reisde, toen deze naar Vlaanderen vertrok. Johanna verdacht hem ervan dat hij een affaire had met een jonge vrouw. Ze werd vreselijk boos en viel de vermeende maîtresse aan. Ze trok haar de haren uit het hoofd en krabde haar gezicht open.

Weyerman noemt bij dit verhaal zijn bron: ‘Gomes. in vita Franc. Ximenii’. Natuurlijk heb ik dit als eerste uitgezocht. Het betreft het achtdelige De rebus gestis a Francisco Ximenio, Cisnerio, archiepiscopo Toletano (1569, p. 46v) van Alvaro Gómez de Castro. Toch vermoed ik dat Weyerman dit werk niet heeft gebruikt. Het verhaal over de jaloerse Johanna, beter bekend onder de naam Johanna de Waanzinnige, staat namelijk niet alleen in dit werk maar ook in andere bronnen. Weyermans bron blijkt The anatomy of melancholy, want Burton vertelt dit verhaal ook in aansluiting op de tekst die Weyerman als inleiding van zijn aflevering gebruikte. – Jan Bruggeman


[1] De Naakte Waarheyt, afl. 10 (20 mei 1737), p. 73-74.

[2] Jan Bruggeman, ‘De betekenis van het woord theebriefje’, in: MedJCW 21 (1998), p. 95-100.

[3] Jakob Campo Weyerman: Natuurkundige historiesche, ernstige, schertsende, en vrolyke aanmerkingen over de Gemeenzaame t’zamenspraaken, tusschen een geneesheer en zyn lyders (Amsterdam, Barent Dass, 1738), p. 10.

[4] Robert Burton, The anatomy of melancholy (Oxford 1638), deel 3, sectie 3, lid 1, subsectie 1, p. 591-632. De eerste druk is van 1621, maar inmiddels weten we dat Weyerman een latere, uitgebreidere druk heeft gebruikt. De uitgave uit 1638 is de laatste druk die tijdens Burtons leven verscheen (zie Voetnoot 53).

[5] Voor een betere leesbaarheid van de Engelse tekst gebruikte ik voor dit fragment een moderne uitgave: The anatomy of melancholy (New York 2001), deel 3, p. 281, ‘Symptoms of Jealousy’. Ook het motto van de aflevering, ontleend aan Propertius, staat op deze pagina. De link brengt de lezer naar de uitgave van 1638.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.