Napoleons erfenis

Zestien speurtochten naar sporen van de Corsicaan

donderdag 12 november 2020 – In de Nijmeegse binnenstad stond en speelde tot voor kort het draaiorgel De Korsikaan. De Korsikaan? Dat moest wel met Napoleon Bonaparte te maken hebben. Dé man van Corsica. Wat Napoleon Nederland naliet, was een indrukwekkend nieuwe orde.

In de prachtige en veelzijdige bundel Napoleons nalatenschap, samengesteld door Lotte Jensen, wordt in zestien korte en pittige hoofdstukken door zeventien specialisten de erfenis van Napoleon in kaart gebracht. Het gaat, zoals de ondertitel van het boek belooft, om Napoleons ‘sporen in de Nederlandse samenleving’. Het grote aantal illustraties en de gulle bladspiegel maken de lectuur van het boek tot een genoegen.

Het is wel sympathiek dat het in de bundel niet slechts gaat om wat Napoleon voor Nederland betekende, ook de betekenis van zijn broer Lodewijk Napoleon wordt nader bepaald. In een van de aardigste bijdragen aan de bundel beschouwt Fons Meijer de ‘ludovicaanse’ invloed op latere Nederlandse vorsten: Lodewijk Napoleon was het eerste ‘konijn’ van Holland en hij maakte een geweldige indruk op de Nederlanders door zich bij rampen in de voorste linie te begeven.

Was hij een moderne vorst omdat hij zich op gevoeligheid en medelijden liet betrappen? Napoleon vond dat gehuilebalk van zijn broer maar niks, Willem I liet zich in het openbaar al evenmin betrappen op openbaar meeleven. Willem wilde zich zo distantiëren van Lodewijk – Meijer spreekt hier van ‘vergeetpolitiek’. De latere Willems lieten hun gezicht wel prominent zien, dat geldt ook voor Wilhelmina, Juliana en Beatrix (‘de zucht’). In zijn evenwichtige beschouwing weigert Meijer dit vorstelijk meeleven als een Lodewijk napoleontische erfenis te zien, de Oranjes luisterden meer naar de eisen van de eigen tijd dan dat ze zich lieten leiden door de beelden van vroeger.

Ook in de bijdrage van Toon Bosch over de waterstaatszorg is er aandacht voor Lodewijk Napoleon. Veel plezier deed me Bosch’ slotzin waarin hij Gerard van de Ven, hoogleraar waterstaatsgeschiedenis en lang geleden mijn leraar aardrijkskunde, volgt in diens lof voor Lodewijk.

De bundel bestaat uit vier delen: het gaat in het eerste deel om de materiële sporen, in het tweede om kunst en cultuur, in het derde om – hele mond vol – ‘infrastructuur, recht en natievorming’ en in het vierde om het leger en de veiligheid.

De vermakelijkste geschiedenissen zijn in het eerste deel te vinden. Elsbeth Kwant beschrijft de lotgevallen van Johannes Horn, de Nederlandse koetsier van Napoleon. Na Waterloo vluchtte Horn met de koets van de keizer. Die koets kostte hem bijna het leven. De koets werd door Pruisische soldaten herkend en de koetsier werd mishandeld en voor dood in het veld achtergelaten. Horn, nog maar 28, verloor zijn rechterarm (na koudvuur) en keerde berooid naar Parijs. Die koets kwam uiteindelijk in Brits bezit, Horn ging vervolgens in Engeland en Ierland triomfantelijk op tournee met de koets. Horn was één handdruk verwijderd van Napoleon en levende geschiedenis. Een ander bijzondere geschiedenis van de Zeeuwse predikant Story, die naar eigen zeggen op 10 mei 1810 in Domburg voor Napoleon optrad als tolk.

Bonapartekenner Patrick Buch bespreekt het keizerlijke geschenk van twaalf lepels en vorken, dat in 2012 op de Antiekbeurs van Delft ter verkoop werd aangeboden. De set zilveren lepels en vorken zijn het werk van vier zilversmeden uit Middelburg – alles dateert van voor 1796 – en bevatten alle een inscriptie met de naam van schenker en ontvanger. Toen ik het stuk van Buch gelezen had, kreeg ik last van ongeloof: zou het niet zo kunnen zijn dat dominee Story, wiens levensgang getekend is door conflicten, deze inscripties zelf had laten aanbrengen? Zou eigenlijk veel vermakelijker nog zijn.

In het tweede deel zijn artikelen te vinden van Lotte Jensen en Rick Honings en beider bijdragen over Napoleon in de jeugdliteratuur en over de transformatie van Napoleon – van duivel tot idool – zijn helder en informatief. Wat minder geestdriftig raakte ik van de bijdragen over Napoleontische sporen in de kunst en het interieur.

Het allerbeste stuk van de bundel zit in het derde deel en is van de hand van Bart Verheijen. Hij laat goed zien welke ontwikkeling het orangisme heeft doorgemaakt en hoe het moderne ‘nationaler’ orangisme heeft bijgedragen aan de natievorming. Zijn analyse is een effectief antidotum tegen de in de moderne historiografie terugkerende verwijten van draaikonterij.

In het vierde deel trof mij vooral de bijdrage van Louis Sloos over de gestolde herinnering aan Waterloo in de ‘Waterloodag’. Een van de afbeeldingen bij zijn stuk, die van acht oud-strijders, was een feest van de herkenning. Vorig jaar zag ik het schilderij in het charmante Museum Slager in Den Bosch.

Was er nog wat te wensen? Over Pressers belangstelling voor Napoleon wordt wel even wat gezegd, maar de door de Tweede Wereldoorlog beïnvloede nieuwe visies op Napoleon hadden wel wat meer ruimte verdiend. Geïntrigeerd was ik ook door een terloopse vermelding van publicaties van het Genootschap voor Napoleontische Studiën. Wat was dat voor een genootschap? Wie bevolkten dat genootschap? Een beschouwing over de sporen van Napoleon in de Nederlandse literatuur (Slauerhoff, Vestdijk, Kouwenaar) had ik graag gelezen.

En dan de Korsikaan nog. Uit het artikel van Roy Beunje en Anja Krabben begreep ik dat Napoleon een nachtje in Nijmegen verbleef. Heel veel meer over de nacht in het huis van baron van Nyvenheim wordt niet onthuld. En die Korsikaan heeft – zo blijkt – eigenlijk niet zo veel met Napoleon van doen: de eigenaar van het orgel heet Kors. Een spoor dat doodloopt, maar dat geldt niet voor de sporen in het boek Napoleons nalatenschap. – Peter Altena

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.