Twee deviezen van De’ Medici
dinsdag 17 november 2020 – In aflevering 30 van De Rotterdamsche Hermes (13 februari 1721) becommentarieert Weyerman enkele krantenberichten. Een daarvan is het onderwerp van deze voetnoot. Hieronder volgt eerst de tekst uit de krant en daarna het fragment uit het tijdschrift De Rotterdamsche Hermes.
De Amsterdamse Courant van 4 februari 1721 begint met een kort bericht over Italië:
Florence den 14 January. De verjaring van ’t geeven van den titul van Groot Hertog aen Cosmus den Eersten, is hier met pragt geviert. Ons Hof heeft publyke gebeden doen instellen voor de Groot Hertogin van Toskanen, die tot Parys ziek legt. De Groot Hertog zal de publyke notificatie van de geboorte des jongen Pretendents niet aenneemen.
Het nieuwsbericht gaat over de feestelijke herdenking van het feit dat Cosimo I op 27 augustus 1569 de titel groothertog kreeg van paus Pius V. Weyerman neemt het eerste nieuwsfeit over en schrijft:
De verjaring van ’t geven van den titel van Groothertog aan Kosmus den eersten,
te Florencen, brengt Hermes in geheugen een uitmuntend schoon devies, gemaakt
op het Huwelyk van Kosmus de Medicis, Prins van Toskanen, en Maria Magdalena
van Oostenryk, Dochter van den Aartshertog van Grats; het woort verbeeldde den
naam van den Prins, zynde een Zon in het midden van een’ Sodiak:
Οὐδέ μοι, ἀλλα Κόσμω.
Niet voor my, maar voor de waerelt.
Dat van Alexander de Medicis was mê niet zonder verdienste. Het devies was een
Rhenoster, met deze woorden:
No buelvo sin vencer.
Zonder overwinning zal ik niet wederkeeren.
Deze woorden zyn op de getuigen van de Naturalisten en Poëten gebout.
Rinoceros nunquam victus ab hoste redit.[1]
Weyerman becommentarieert het krantenbericht dus niet echt. Het is voor hem alleen aanleiding om iets te schrijven over de twee deviezen die hij zich herinnert, omdat hij daarover iets gelezen heeft.[2] In gedachten zie ik hem naar zijn boekenkast lopen, het boek eruit pakken, weer plaatsnemen en, als hij na enig bladeren de passages gevonden heeft, neemt hij die over.
De deviezen van Cosimo en Alexander de’ Medici zijn in verschillende bronnen te vinden. Ik heb echter slechts één bron gevonden met de laatste twee zinnen, die we ook bij Weyerman lezen. De bron die Weyerman heeft gebruikt, is Les entretiens d’Ariste et d’Eugene van Dominique Bouhours (1671, p. 328 en 416).[3] Weyerman had dit werk al eerder gebruikt voor aflevering 5 en 7 van De Rotterdamsche Hermes (zie Voetnoot 1).
Het is dus nog niet zo lang geleden dat Weyerman het boek heeft geraadpleegd en misschien zelfs helemaal heeft gelezen. In Les entretiens d’Ariste et d’Eugene zitten zes hoofdstukken en het laatste daarvan gaat uitsluitend over deviezen (Les devises). In een volgende voetnoot zal ik nog een keer terugkomen op het onderwerp deviezen.
Interessant is de vraag wanneer Weyerman kennis heeft genomen van het theoretische werk over taal en bel esprit van Dominique Bouhours (1628-1708). Heeft hij het werk samen met dat van Boileau en andere Franse auteurs al leren kennen bij zijn leermeester dominee Petrus Santvoort? Of is hij zich hiervoor pas later gaan interesseren, toen hij zich ging toeleggen op het schrijven van periodieken? – Jan Bruggeman
[1] De Rotterdamsche Hermes, afl. 30 (13 februari 1721), p. 183.
De Engelse vertaling van de Latijnse zin luidt: ‘The rhino never returns from his enemy as the loser’. Zie hierover: Karl A.E. Enenkel en Paul J. Smith (red.), Emblems and the natural world (Leiden/Boston 2017), p. 124.
[2] Elly Groenenboom-Draai wees hier al op in haar artikel ‘Weyermans “Kouranttraktement”. Enige beschouwingen over aard, opzet en bedoeling van Jacob Campo Weyermans gebruik van kranteberichten in de Rotterdamsche Hermes’, in: Spektator 13 (1983-1984), p. 440-447. Citaat: ‘Zo wordt het krantebericht door hem middel in plaats van doel; de rol ervan wordt beperkt tot die van de ‘aangever’, die hoofdrolspeler Weyerman (verhuld als Hermes) ten volle de kans biedt zijn speelse intellect en veelzijdige kennis te etaleren’.
[3] Ik gebruikte de editie uit 1703. Hierin staan onder de deviezen direct de vertalingen (p. 288 en 346).