Vrijmetselarij en sodomie 1752-1753
dinsdag 5 januari 2021 – Die arme en bijna zeventigjarige koster Frederik Anthony Veltkamp zat in 1753 in Nijmegen drie maanden ten onrechte in het cachot. Hij zat die tijd gevangen nadat hij door luitenant Justus Frederik Borkenstein beschuldigd was van pogingen tot sodomie. Bij zijn beschuldiging kreeg Borkenstein steun van zijn mede-luit Stumpel. De ontmoetingen van Veltkamp en Borkenstein dateerden van oktober 1752.
Aanleiding voor de ontmoetingen was het gepreek van dominee Everhardus Haverkamp die de vrijmetselarij had gehekeld. In 1735 was de vrijmetselarij verboden en dat verbod was sindsdien niet opgeheven. Dominees aanval in 1752 leek overbodig, maar de pamfletten tégen Haverkamp maakten duidelijk dat hij toch een gevoelige snaar geraakt had. Blijkbaar werd de vrijmetselarij in die jaren gedoogd en doorbrak Haverkamp de code van het zwijgen. Waarom het anders Haverkamp kwalijk nemen dat hij een oude vijand nog eens onder handen nam? Of zorgde Haverkamps hekeling voor maatschappelijke onrust?
Borkenstein had Veltkamp in vertrouwen willen vragen hoe het met die vrijmetselarij-kwestie en Haverkamp zat, maar al snel zou hij het thema van de vrijmetselarij hebben gelaten en had Veltkamp hem ‘onbetamelyke’ voorstellen hebben gedaan. Berkenkamp had naar eigen zeggen dat de kosten hem tot sodomie trachtte te verleiden. De luitenant zou daarop de koster hebben geslagen en hebben gedwongen om verklaringen te tekenen en met geld over de brug te komen. Ook Stumpel had een schriftelijke verklaring bemachtigd.
Hoe weet ik dit? In het juist verschenen Jaarboek Numaga 2020, ‘gewijd aan heden en verleden van Nijmegen en omgeving’, staat een artikel van Arno van den Brand over deze affaire in Nijmegen in 1752-1753, waarin vrijmetselarij en sodomie in een adem genoemd werden. Ooit, lang geleden, nu ja 1993, voegde Arno van den Brand een hoofdstuk toe aan Machteld Boumans editie van De Uitvaert van het vryje Metzelaers Gilde.
Al snel bleek dat Borkensteins verklaringen niet klopten – verkeerde data – en dat zijn beschuldigingen aan het adres van Veltkamp samenvielen met eigen financiële problemen. Borkenstein en ook Stumpel worden ontmaskerd als bedriegers die hadden willen profiteren van de angst van de koster om in verband gebracht te worden met sodomie. Zij hadden in de oude koster een ‘Melkkoe’ gezien.
Voor Stumpel en Borkenstein volgde ontslag uit het leger. Ze bleven in detentie tot zij de proceskosten hadden betaald. Borkenstein ontsnapte en verkaste naar Kleef waar hij ging handelen in snuiftabak; Stumpel werd niet lang in gevangenschap gehouden.
De latere avonturen van de oplichter Stumpel laten zich lezen als een avonturenroman. Koster Veltkamp was dan wel geschrokken van de sodomie-beschuldiging, maar de reactie van zijn omgeving was nogal lauw. Van den Brand probeert te verklaren waarom er in 1753 zo laconiek gereageerd werd. De overheden hadden er niet veel zin in. Toen in 1762 in Gouda een inbreker bij een verhoor verklaarde dat hij zich ook nog schuldig had gemaakt had aan sodomie, luidde de reactie: dat vragen we je niet. Van den Brand wijst er verder op dat de politieke situatie zich niet leende voor grote processen, Willem IV zat er immers nog maar net. Eh … Willem IV was in 1753 als twee jaar dood!
Dat neemt niet weg dat het een belangrijk artikel is over sodomie, vrijmetselarij in 1752 en 1753 en de voorzichtig veld winnende tolerantie. De achttiende eeuw is met Borkenstein en Stumpel ook weer twee bedriegers rijker. – Peter Altena