Het Karakter van de Verontwaardiging
donderdag 4 februari 2021 – De derde aflevering van de Maandelyksche ’t Zamenspraaken heeft een voorwerk dat eigenlijk zelf ook weer twee gesprekken bevat.[1] Weyerman vertelt dat hij net wilde beginnen aan een nieuwe aflevering voor zijn maandblad, toen een vriend hem onverwacht kwam opzoeken. Deze waarschuwt hem voor de woede van enkele boekverkopers, omdat Weyerman oorspronkelijke geschriften hoger acht dan loodzware vertalingen uit het Duits.
Ja Vriend, vervolgde hy op dien toon) Eygenbaat dingt naauw, en de Verontwaardiging eens Boekverkoopers is ruym zo gevaarlyk als de Verbolgentheyt van een Minnaares.[2]
Weyerman vindt dat zijn vriend zich niet goed heeft uitgedrukt met dat woord ‘verontwaardiging’. Hij had beter het woord ‘haat’ kunnen gebruiken, ‘zynde den Haat eygen aan dien Boekworm, en de Verontwaardiging toepasselyk op den Autheur’.[3] Vervolgens komt Weyerman met een beschrijving van ‘Het Karakter van de Verontwaardiging’.
Het ‘karakter’ als literair subgenre gaat terug tot de klassieke oudheid. Vader van de karakterschets is Theophrastus (ongeveer 371-287 v. Chr.). Van hem is een verzameling van 30 karakterschetsen bewaard gebleven. Hierin vinden we enkele karaktertypes, zoals geveinsdheid, boersheid, ijdelheid en vrekkigheid. Zijn Charakteres vond vele navolgers. Constantijn Huygens (1596-1687) publiceerde 19 karakters onder de titel Zedeprinten. Hij beschreef onder andere een koning, een boer, een waard en een beul.
In de zeventiende eeuw vertaalde Jean de La Bruyère (1645-1696) de Griekse tekst in het Frans en voegde er nog enkele karakters van eigentijdse personen aan toe. Het werk was enorm populair en vanaf de vierde editie in 1689 breidde La Bruyère Les Caractères steeds met nieuwe karakters uit. In het Engelse taalgebied verscheen in 1702 The English Theophrastus, toegeschreven aan Abel Boyer. Dit werk heeft Weyerman zeker gekend (zie Voetnoot 89).
Weyerman heeft vele malen een karakter beschreven. Een onderzoekje van Jac Fuchs en mij leverde meer dan zeventig karakters op. Die zou je apart kunnen uitgeven. Soms geeft Weyerman het karakter van een bestaand persoon (‘Het karakter van den Schout Binnebeurs’), dan weer beschrijft hij een beroepsgroep (‘Karakter van een Hapschaer’) en een enkele keer komt hij met een eigenschap (‘Het Karakter van een Jaloers Man’).[4]
In ‘Het Karakter van de Verontwaardiging’ legt Weyerman aan de hand van enkele voorbeelden uit waardoor de verontwaardiging wordt gewekt en dat ze zelfs toeneemt bij het toekennen van ereambten. ‘Wanneer men onrechtvaardiglyk de Tabbaerden der Landvoogden onder de Onweetenden, en de Krygsampten ziet verdeelen onder de Lafhartigen’.[5] Aan het slot van zijn karakterschets richt Weyerman zich tot de boekverkopers en uit hij zijn kritiek op de vertalingen uit het Duits.
Ook weet ik wel, dat zommige Boekverkoopers zig niet ontzien, om de aankomende Kennis der Jongelingen en jonge Dochters te vergiftigen, door gevaarlyke mids voordeelige Overzettingen; (ik zal den verduysten Meursius,[6] of le Clercks Mintafreel niet eens noemen) dat zy vuyl Gewins halve zelfs toeleggen, om het Begrip der manbaare Tydgenooten te verstompen door de onrype Sleepruymen der Germaansche Overzettingen; en dat zy dat verricht hebbende zig nog beklaagen, en als maagere Zwynen baaren, wanneer die Drekgoden geinterdiceert, of gecontramineert worden door verdienstige, doch uyt een andere Drukpars in de Weerelt rollende, Schriften.[7]
De tekst voor ‘Het Karakter van de Verontwaardiging’ ontleende Weyerman aan Introduction aux vertus morales, et héroiques uit 1712.[8] Die bron zijn we al een paar keer tegengekomen (zie Voetnoot 160, Voetnoot 162, Voetnoot 163 en Voetnoot 172) Voor mij is het de bevestiging dat Weyerman dit tweedelige werk in zijn boekenkast had staan, zodat hij er naar believen gebruik van kon maken. – Jan Bruggeman
[1] Jacob Campo Weyerman, Maandelyksche ’t Zamenspraaken, tusschen de Dooden en de Leevenden, september 1726, p. 259-278. Het eerste gesprek is tussen Weyerman en een vriend; het tweede is een ‘Zamenspraak tusschen een boekverkooper en een schryver’.
[2] Maandelyksche ’t Zamenspraaken, september 1726, p. 260.
[3] Maandelyksche ’t Zamenspraaken, september 1726, p. 260. Ik zou voor ‘eygen aan dien Boekworm’ liever willen lezen ‘eygen aan den Boekworm’, waardoor de zin een algemene geldigheid krijgt. In andere tijdschriften van Weyerman kom ik de ook constructie ‘eygen aan den …’ tegen.
[4] ‘Het Karakter van den Schout Binnebeurs’ staat in Den Vrolyke Tuchtheer (Amsterdam 1730), p. 36; ‘Karakter van een Hapschaer’ staat in De merkwaardige levensgevallen van den beruchten kolonel Charteris (Amsterdam 1730), p. 107-109 en ‘Het Karakter van een Jaloers Man’ staat in Den Echo des Weerelds, deel 2 (Amsterdam 1727), p. 44-47.
[5] Maandelyksche ’t Zamenspraaken, september 1726, p. 262. Op pagina 263 heeft Weyerman een alinea toegevoegd die niet in de Franse bron voorkomt. Hierin lezen we onder andere over de verontwaardiging die er was toen de ‘Regiments Menschenflikker Ferrario’, zat te ‘zuypen en zwelgen’ met ‘een Sileesisch Veldoverste’, terwijl een groep officieren hierbij niet aanwezig mocht zijn.
Jac Fuchs deed de suggestie dat het een regimentsarts/chirurgijn betreft, die zat te drinken met Ernst Willem baron van Salisch, afkomstig uit Silezië. De naam Ferrario zou een veritalianisering kunnen zijn, afgeleid van het Latijnse woord ‘ferrarius’, dat smid betekent. Misschien heette de man dus Smid(s) of Smit(s). Frans Wetzels ontdekte in de Bredase archieven een ritmeester met de naam Francois de Ferrier (Ferier, Firier). Hij overleed al op 22 juli 1647, maar misschien diende een ander familielid als arts/chirurgijn in het leger.
[6] Weyerman doelt hier op het erotische werk Aloisiae Sigeae Toletanae Satyra Sotadica de arcanis Amoris et Veneris (ca. 1660) van Nicolas Chorier. Deze deed het voorkomen alsof het werk een Latijnse vertaling was van een Spaans origineel, verzorgd door de Nederlandse filoloog en historicus Johannes Meursius (1579-1639). In 1680 verscheen de eerste Franse vertaling, L’Académie des dames. In het Nederlands verscheen het werk onder de titel Akademie der dames. Of vermakelyke gesprekken van Alosia (ca. 1770). Weyerman heeft het regelmatig over de ‘t’zamenspraken van Aloisea Sigea’, bijvoorbeeld in De Rotterdamsche Hermes, p. 104, 338, 415; Den Vrolyke Tuchtheer, p. 106; en het Vermakelyk wagen-praatje (r. 2034, ed. Maréchal).
[7] Maandelyksche ’t Zamenspraaken, september 1726, p. 266-267.
[8] Emanuel Tesauro, Introduction aux vertus morales, et héroiques, deel 2 (Brussel 1712), boek 15, hfst. 2 (‘Quels sont les Objets de l’Indignation’), p. 2-5. Het werk verscheen oorspronkelijk in 1670 in het Italiaans.