vrijdag 26 februari 2021 – De werkgroep De Moderne Tijd organiseert in december van dit jaar een congres over de vraag hoe het sleutelbegrip ‘veerkracht’ tot uiting kwam in de periode 1780-1940. De werkgroep sluit daarmee direct aan bij de corona-pandemie, die immers om individuele en collectieve ‘veerkracht’ vraagt.
De werkgroep onderkent een tiental aspecten, waaronder economie, wetenschappelijke kennis en verbeelding in literatuur, muziek en schilderkunst. Ook de ‘veerkracht’ van politieke systemen komt uiteraard aan de orde. Voor dit laatste onderwerp kunnen we onder meer naar het gerenommeerde politieke tijdschrift De Democraten verwijzen dat in de periode juni 1796 – februari 1798 veel invloed had. Het begrip ‘veerkracht’ kwam in dit blad vooral in relatie tot het politieke stelsel aan de orde.
De publicist en predikant Willem Ockerse en de koopman Alexander Gogel voerden samen de redactie. Zij wilden met het blad een bijdrage leveren aan de oplossing van de politieke impasse die al snel was ontstaan als gevolg van de polarisatie tussen hervormingsgezinden en moderaten in de nieuwe Nationale Vergadering die in april 1796 was gaan functioneren. Eind juni 1796 verscheen het eerste nummer met een beleidsprogramma van zeven punten.[1] Eén van de zeven programmapunten was, dat een nieuw politiek stelsel met zoveel mogelijk ‘veerkracht’ nodig was.
Daarvoor werkte een eenvoudig systeem van één- en ondeelbaarheid in plaats van een stelsel met machtige gewesten en steden volgens beide unitarische redacteuren het beste. Voor de ‘veerkracht’ vonden zij echter het opwekken van de ‘vaderlandsche volksgeest’ en het aanmoedigen van de Bataafse ‘volksdeugd’ nog belangrijker.
Ook in volgende nummers van het blad kwam de term meermalen voor in het blad. Zo schreef Gogel een artikel over zijn dringende wens, dat de ‘rijke capitalisten’ hun geld niet in het buitenland, maar in eigen land zouden beleggen.[2] Daarvoor voerde hij niet alleen financieel-economische argumenten aan. Het investeren in eigen land zou ook de dreiging van ‘het bederf der Nationale Deugd, van het esprit public en de verlamming der zoo nodige veerkracht’ tegengaan.
Toen Gogel na de staatsgreep van de radicale hervormingsgezinde Bataven van januari 1798 aantrad als agent van Financiën, zou hij al vrij snel de inhoud van zijn artikel in De Democraten gebruiken voor een beleidsnota, gericht op een verbod van lenen aan het buitenland.[3] In deze verhandeling van mei 1798 kwam evenals in zijn pleidooi van twee jaar eerder ook een verwijzing naar de noodzakelijke ‘veerkracht’ voor. – Jan Postma
[1] De Democraten, nr. 1 (30 juni 1796), p. 3-6.
[2] De Democraten, nr. 10 (17 augustus 1796), p. 73-78.
[3] Memorandum van Gogel aan Uitvoerend Bewind, 18 mei 1798, in: H.T. Colenbrander (ed.), Gedenkstukken der algemeene geschiedenis van Nederland van 1795 tot 1840, deel 2, p. 780-785 (zie website www.historici.nl).