De lange voorgeschiedenis van het toneelstuk Den Persiaansche Zydeweever
dinsdag 2 maart 2021 – In maart 1727 kwam er een verzamelbundel met vijf toneelstukken van Weyerman uit. Vier daarvan waren al eerder gepubliceerd en werden nu uitgebreid met een ‘Sleutel’, die achtergrondinformatie gaf. Het vijfde toneelstuk, Den Persiaansche Zydeweever, was nieuw, maar werd niet voorzien van een sleutel, terwijl het toneelstuk wel wat toelichting kon gebruiken. In deze Voetnoot (uit een reeks van vier) geef ik de noodzakelijke achtergrondinformatie en vertel ik het een en ander over de ontstaansgeschiedenis van het toneelstuk.
In Den Persiaansche Zydeweever is Grisanot, de Perzische zijdewever, die het zelf niet heel nauw neemt met de huwelijksmoraal, uitgekeken op zijn vrouw Flavia. Met het huwelijk tussen zijn dochter Tullia en zijn schoonzoon Kidi gaat het al niet veel beter. Grisanot wil scheiden, overlegt daarover met zijn schoonzoon en spant samen met zijn louche advocaat. Hij wil zijn vrouw van overspel beschuldigen om de scheiding snel en goedkoop voor elkaar te krijgen, maar uiteindelijk lopen zijn plannen spaak.
Sinds Weyerman eind 1738 werd gearresteerd en overgebracht naar de Gevangenpoort in Den Haag – hij werd beschuldigd van afpersing – is bekend wie hij in het toneelstuk in het vizier had. Tijdens de verhoren in 1739 moest hij namelijk toegeven dat hij met Den Persiaansche Zydeweever de koopman Isaac Simons, diens dochter en schoonzoon op de korrel had genomen.[1] Ook werd hem gevraagd naar zijn verhouding met Adriana, de vrouw van Simons. Die vragen dienden alleen om vast te stellen dat Weyerman in zijn werk soms op de man speelde en dat er op zijn moraal wel wat aan te merken was. De beschuldigingen kwamen echter niet van Simons zelf en het verhoor sloeg na deze vragen een andere richting in.
Isaac en Adriana Simons – Wat weten we van Isaac Simons en zijn vrouw Adriana? Isaac Simons is geboren in Altona bij Hamburg en had zich op jonge leeftijd in Amsterdam gevestigd.[2] Hij werd zijdekoopman en in 1687 trouwde hij met de Rotterdamse Adriana de Visser.[3] Ze waren welgesteld: zo bezaten ze het buiten Soetendaal in Maarssen, dat aan de Vecht was gelegen.[4] In 1715 scheidden zij, waarbij Adriana niet alleen haar eigen bezittingen maar ook nog ƒ 41.000,- meekreeg, wat naar tegenwoordige maatstaven een bedrag van enkele miljoenen euro’s is. Er zijn aanwijzingen dat Simons geprobeerd heeft er veel goedkoper vanaf te komen door het gedrag van zijn vrouw ongunstig af te schilderen.[5]
Een jaar of acht na de scheiding ging Adriana met Weyerman samenwonen op Rotsenburg aan de Vaartse Rijn. Weyerman was lyrisch over zijn ‘Ifis’ en droeg de tweede jaargang van de Amsterdamsche Hermes (1723) aan haar op. Volgens de verhoren woonden zij ongeveer twee jaar samen. In 1727 waren ze dus alweer een paar jaar uit elkaar. Enkele dagen na het verschijnen van de toneelstukken trouwde Weyerman op 31 maart 1727 met de Bredase Johanna Ernst. Adriana overleed in 1729; Isaac Simons was al in 1725 overleden.[6]
‘Wormsteekelige Zyworm’ – Weyerman introduceert het karakter ‘de Persiaansche Zydeweever’ in de Amsterdamsche Hermes van 22 december 1722.[7] Daar noemt hij hem nog ‘een wormsteekelige Zyworm’. Weyerman beschrijft hem als een ongodist die Numa Pompilius boven het Opperwezen verkiest. Dat beeld koppelt Weyerman later ook meermalen aan de ‘Persiaansche Zydeweever’.
Op 26 januari 1723 kondigt hij in genoemd tijdschrift ‘het verhaal der wonder-avontuuren van den Persiaansche Zyworm’ aan voor ‘het volgende Papier’.[8] Het nummer van 2 februari 1723, dat flink uithaalt naar ‘Afgodendienaars’, bevat echter alleen aan het slot de mededeling dat de lezer een week later ‘een stuk blauw damast van het onbeschoft leevens verhaal des Persiaansche Zydeweevers’ mag verwachten.[9] Pas op 16 februari gaat Weyerman over tot publicatie van ‘De vermaakelyke Leevensloop van een Persiaansche Zydeweever. Overgezet uit een Persiaansch Manuscript’, waarvan hij in latere afleveringen nog enkele vervolgen plaatst.[10] Een saillant detail is, dat Weyerman een van die vervolgen schrijft op aandringen van zijn Ifis (= Adriana), met wie hij op dat moment samenwoont.
Aan de slag met Den Persiaansche Zydeweever – Op 16 maart 1723 introduceert Weyerman voor de zijdewever de naam Grisanot en voor diens schoonzoon de naam Kidi. Beide namen gebruikt hij ook in het toneelstuk. Zou Weyerman toen al met de gedachte van een toneelstuk gespeeld hebben? Wie weet. Eén week eerder plaatste hij in de Amsterdamsche Hermes het blijspel ‘Den Bloodaard’.[11] Het heeft niets met Den Persiaansche Zydeweever te maken, maar zijn gedachten waren dus al wel bij het schrijven voor toneel.
Op 15 juni 1723 staat in de Amsterdamsche Hermes een vroege versie van het derde toneel van het eerste bedrijf. Een week eerder schrijft Weyerman al dat hij bezig is zijn eerdere toneelstukken ‘te beschaaven’ en dat hij een uitgave van zijn volledige toneelwerk, inclusief Den Persiaansche Zydeweever, aan het voorbereiden is.[12] Hij wekt dan zelfs de indruk dat zijn uitgave bijna persklaar is. Op 15 januari 1725 schrijft hij opnieuw dat hij plannen voor de uitgave van de toneelstukken heeft.[13] In maart 1726 hebben die plannen vaste vorm aangenomen, want dan biedt hij belangstellenden aan op zijn verzamelde toneelwerk in te schrijven.[14]
De advertenties waarin de verzamelde toneelstukken als gedrukt te koop aangeboden worden, verschijnen op 24 en 31 maart 1727 in Den Echo des Weerelds en op 26 maart 1727 in de Leydse Courant.[15] Deze en eerdere advertenties suggereren dat de verzamelde toneelstukken, waarvan in het impressum staat dat ze voor rekening van de auteur gedrukt zijn, gedrukt werden door Hendrik Bosch. Hij was ook de drukker van de tijdschriften DenAmsterdamschen Hermes, Den Ontleeder der Gebreeken en Den Echo des Weerelds.
In een volgende Voetnoot zal ik uitleggen waarom het toneelstuk Den Persiaansche Zydeweever pas in 1727 gedrukt werd, terwijl dat volgens Weyerman in juni 1723 al bijna klaar lag voor de zetter. – Jac Fuchs
[1] Karel Bostoen en André Hanou, Geconfineert voor altoos. Het proces Jacob Campo Weyerman (1739) (Leiden 1997), p. 134-135 en 140.
[2] Weyerman suggereert dat hij 12 jaar oud was toen hij van Altona naar Amsterdam verhuisde.
[3] De ondertrouw van Adriana Visschers en Isaac Simons werd op 4 januari 1687 in Amsterdam aangetekend. Adriana de Visser was op 29 januari 1667 in Rotterdam gedoopt als Aeriaentie, dochter van Andries Visser en Ariaentge Vissers Hollaerts. Zie verder André Hanou, ‘Onterfd van f8000 of Een minnares(?) van JCW: Adriana Simons-de Visser’, in: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 1 (1978), p. 88-97.
[4] Weyerman noemt in zijn tijdschriften enkele keren ‘Dulceval’. Daarmee bedoelt hij Soetendaal.
[5] Van Weyerman hoeven we geen objectief relaas te verwachten, maar een akte uit 1713 in Het Utrechts Archief (HUA) suggereert dat Isaac Simons inderdaad geprobeerd heeft zijn vrouw ontrouw in de schoenen te schuiven. Op 22 oktober legden Barend Boomhouder en Maria Vosch bij notaris A. de Coole een verklaring af. Ze werkten op het naast Soetendaal gelegen buiten Leeuwenvegt en vertelden onder andere dat Isaac Simons geprobeerd had hen om te kopen om een belastende verklaring tegen Adriana af te leggen. Ze waren daar niet op ingegaan, omdat ze niets op Adriana aan te merken hadden en hun geweten geen geweld wilden aandoen. HUA, archief 34-4 (Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905), inv.nr. U151a001, akte 115.
[6] Adriana de Visser werd op 9 april 1729 in Rotterdam begraven in de Franse kerk; Isaac Siemons [sic] werd op 8 december 1725 in de Oude Kerk te Amsterdam begraven.
[7] Jacob Campo Weyerman, Amsterdamsche Hermes, deel 2, nr. 13 (22 december 1722), p. 104.
[8] Jacob Campo Weyerman, Amsterdamsche Hermes, deel 2, nr. 18 (26 januari 1723), p. 143-144.
[9] Jacob Campo Weyerman, Amsterdamsche Hermes, deel 2, nr. 19 (2 februari 1723), p. 152.
[10] Jacob Campo Weyerman, Amsterdamsche Hermes, deel 2, nr. 21 (16 februari 1723), p. 166-168; deel 2 nr. 22 (23 februari 1723), p. 171-173; deel 2, nr. 25 (16 maart 1723), p. 193-197; deel 2, nr. 28 (6 april 1723), p. 222-224; deel 2, nr. 31 (27 april 1723), p. 242-244.
[11] Jacob Campo Weyerman, Amsterdamsche Hermes, deel 2, nr. 24 (9 maart 1723), p. 189-192.
[12] Zie voor deze en volgende datums Marleen de Vries, Aanzet tot een bibliografie van de gedrukte werken van Jacob Campo Weyerman (1677-1747) (Amsterdam 1990), p. 30.
[13] Jacob Campo Weyerman, Den Ontleeder der Gebreeken, deel 2, nr. 14 (15 januari 1725), p. 106.
[14] Jacob Campo Weyerman, Den Echo des Weerelds, deel 1, nr. 22 (18 maart 1726), p. 176 t/m deel 1, nr. 25 (8 april 1726), p. 200. Ook is er een advertentie geplaatst in de Amsterdamsche Courant van 14 maart 1726. Merkwaardig in die advertentie is dat de intekenaar naast de eerdere toneelstukken van Weyerman twéé nieuwe stukken in het vooruitzicht gesteld worden. Helaas worden in de advertentie geen titels genoemd.
[15] Jacob Campo Weyerman, Den Echo des Weerelds, deel 2, nr. 24 (24 maart 1727), p. 184, en later ook op p. 192, 208, 392, 400 en 408. Zie Marleen de Vries, Aanzet tot een bibliografie, p. 30.