Twee versies van ‘Ergo verlieft!’
dinsdag 16 maart 2021 – In Voetnoot 201 en Voetnoot 202 zijn de achtergronden van Weyermans toneelstuk Den Persiaansche Zydeweever behandeld. In deze Voetnoot 204 staat dit toneelstuk opnieuw centraal, al gaat het nu slechts om een scène daaruit: het derde toneel uit het eerste bedrijf. Hiervan bestaan twee versies: een vroege versie in de Amsterdamsche Hermes van 15 juni 1723[1] en de definitieve versie in de verzamelbundel waarin Den Persiaansche Zydeweever is opgenomen (1727).
Grisanot, de zijdewever uit de titel, is op zijn vrouw uitgekeken en wil van haar scheiden. Haar van overspel beschuldigen lijkt hem daartoe een uitstekende – en hopelijk goedkope – aanpak. In het bijzijn van schoonzoon Kidi bespreekt hij deze aanpak met zijn advocaat. Die advocaat heeft voor zo’n casus de juiste kennis paraat. Hij stelt Grisanot een reeks vragen over diens echtgenote en na elk bevestigend antwoord roept hij enthousiast ‘Ergo verlieft!’. Hij ziet de kans op succes met elk antwoord groter worden. Na ieder ‘Ergo verlieft!’ legt hij ook even uit op welke autoriteit hij zich voor zijn conclusie kan beroepen.
In de definitieve versie, die uit de verzamelbundel, is dit het begin van de scène:
Praatjeby.
Ziet er uw Huysvrouw nu en dan niet wat bleek uyt? Je moet zuyver uytklappen.
Grisanot.
Ja, mijn Heer.
Praatjeby met een Uytschreeuwing.
Ergo is zy verlieft! want Bartholus den Engelsman leert, Dat de verliefde Vrouwen verbleeken als de Monnikskappen
Der Karthuyzers, en doorgaans zo wit vallen als het Beeld van O.L. Vrouwe ter Sneeuw.
Heeft uw vrouw zomtijds geen koortsige Gebaarden, verzelt met Grillingen en met Gegeeuw?
Grisanot.
Ja, Heer Advocaat.
Praatjeby.
Ergo verlieft! te meer daar een zeker Zwaabs Praktizyn ons komt te leeren;
Dat het Geeuwen een langzaame Liefdeskoorts is.
Kidi.
Dat kan ik by mijn Pedpan [= bedpan] probeeren.
Praatjeby.
Heeft Madame ooit gereyst?
Grisanot.
Ja, Heer en Meester, eens van Ispahan naar Sciras.
Praatjeby.
Ergo verlieft! want Menander leert, Dat een kuysche Vrouw altoos tusschen twee Stoelen in den As
Binnens deurs moet verblyven, en den Huyshaerd bewaaken.
Ook zegt den geleerde Cravatti […]
De twee versies van deze ‘Ergo verlieft!’-scène ontlopen elkaar inhoudelijk niet veel, maar wat de vorm betreft verschillen ze wel behoorlijk van elkaar. De versie uit de Amsterdamsche Hermes is nog in proza, terwijl het stuk uit de verzamelbundel volledig in rijmende regels geschreven is. De advocaat heet in de eerste versie Gehennasi en in de tweede Praatjeby. Verder zijn in de eerste versie zeven Ergo’s, tegen tien in de latere versie. Ook is de tekst door de omzetting van proza naar rijm flink gewijzigd. Ten slotte is er nog een belangrijk verschil: Weyerman heeft de eerste versie van voetnoten met bronverwijzingen voorzien!
Als voorbeeld noemen we hier de zeven symptomen van een verliefde vrouw, die advocaat Gehennasi aan Grisanot voorlegt. De tekst in de Amsterdamsche Hermes luidt:
1 Ziet mevrouw er weleens bleek uit?
2 Heeft mevrouw weleens gereisd?
3 Heeft mevrouw weleens een schouwburg bezocht?
4 Laat mevrouw weleens haar hals of een stukje van haar boezem onbedekt?
5 Besteedt mevrouw veel aandacht aan haar kleding (of uiterlijk)?
6 Komt mevrouw weleens zelf aan de voordeur?
7 Is mevrouw weleens achterdochtig over het gedrag van haar man?
In de versie uit de verzamelbundel noemt advocaat Praatjeby drie symptomen extra. Eentje voegt hij in na symptoom 1:
8 Maakt mevrouw weleens koortsige gebaren, heeft ze grillingen en geeuwt ze dan ook?
En twee symptomen komen erbij tussen 6 en 7:
9 Is mevrouw vriendelijk tegen de vrienden van haar man en tegen zijn landgenoten (‘Armenische Moffen’ = Duitsers!)?
10 Speelt mevrouw weleens kaart?
De advocaat van Grisanot verwijst voor de verklaring van elk symptoom naar een autoriteit. Soms gebeurt dat in vage bewoordingen, maar bij de symptomen 1, 2 en 7 zijn de verwijzingen zeer accuraat.
In de Amsterdamsche Hermes beroept de advocaat zich bij het eerste symptoom (bleekheid) op Bartolus Anglicus en in de verzamelbundel op Bartholus den Engelsman. In het eerste geval voegt hij er een citaat uit de Ars amatoria van Ovidius aan toe: ‘Palleat omnis amans, color hic est aptus amanti’ (vert. Iedere verliefde is bleek, die kleur past bij de verliefde).[2] De voornaam van de auteur naar wie verwezen wordt, luidt echter niet Bart(h)olus maar Bartholomaeus. Bartholomaeus Anglicus schreef in de 13e eeuw de eerste middeleeuwse encyclopedie: De proprietatibus rerum (vert. Over de eigenschappen der dingen). Boek 19 behandelt onder andere de kleuren. In hoofdstuk 12 (‘De Pallido colore’) schrijft hij dat bleekheid een kenmerk is van verliefde mensen. Het bevat ook het citaat uit de Ars amatoria van Ovidius.[3]
Bij het tweede symptoom (reislustigheid) wordt geciteerd uit het werk van Menander en Euripides. Verwijzingen bij Weyerman zijn echter zelden wat ze lijken. Weyerman gebruikt namelijk doorgaans niet de primaire werken, maar maakt gebruik van een (overzichts)werk waarin die citaten zijn samengebracht.
Bij zoveel geleerdheid achter elkaar dachten wij direct aan The anatomy of melancholy van Robert Burton, die eveneens aandacht besteedt aan symptomen van verliefdheid, maar dat werk lijkt Weyerman hier niet gebruikt te hebben.
Door te zoeken op de citaten van Menander en Euripides kwamen we uit bij Tractatus de virginitate, virginum statu et jure van Heinrich Kornmann (1579-1628), een boek dat meermalen herdrukt is.[4] Het bevat ook het citaat van Bartholomaeus Anglicus, met als verwijzing ‘Bartol. Anglicus de propriet. rer. lib. 19. de colorib. c. 12 de pallido colore’. Zou Weyerman tijdens zijn studie geneeskunde met het werk van Kornmann kennisgemaakt hebben? Opmerkelijk aan de definitieve versie in de verzamelbundel is dat Euripides daar plaats heeft moeten maken voor Cravatti. Maar Cravatti wordt niet door Kornmann genoemd. We hebben deze auteur niet eens kunnen traceren.[5]
In een volgende Voetnoot zullen we de overige symptomen en de daarbij aangehaalde autoriteiten bekijken. – Jan Bruggeman en Jac Fuchs
[1] Jacob Campo Weyerman, Amsterdamsche Hermes, deel 2, nr. 38 (15 juni 1723), p. 298-301.
[2] Ovidius, Ars amatoria, boek 1, r. 729.
[3] Vanaf 1601 verschenen in Frankfurt meerdere drukken onder de titel De genuinis rerum coelestium, terrestrium et inferarum prorietatibus. Ook in dit boek staat het citaat in boek 19 (‘de coloribus’), aan het eind van hoofdstuk 12 (‘de pallido colore’).
[4] Henricus Kornmannus, Novum tractatum de virginum statum ac jure (Jena 1612). Herdrukken verschenen onder de titel Tractatus de virginitate, virginum statu et jure. Met de link verwijzen we bewust naar een Neurenbergse druk uit 1706, om daarmee aan te geven dat het werk ook tijdens Weyermans leven herdrukt werd.
[5] Weyerman wil wel eens woordgrappen met auteursnamen uithalen, maar als daarvan hier ook sprake is, dan is ons de verwijzing ontgaan.