De robinsonaden van W.F. Hermans
dinsdag, 30 maart 2021 – Enkele maanden geleden kreeg ik een mail uit Zoetermeer, waarin de beminnelijke en geleerde correspondent schreef dat hij zojuist de novelle Het behouden huis van W.F. Hermans herlezen had en op pagina 25 Robinson Crusoe ontmoette:
In een kamer geheel met spiegels bekleed, daar zou ik altijd in kunnen blijven zonder mij ooit te vervelen, als Robinson Crusoe op zijn eiland. Wie alleen denkt, heeft maar half contact met zichzelf. Zien is meer waard, zien is alles. Zichzelf zien als een ander zou redding betekenen, maar altijd blijf je aan de verkeerde kant.
De correspondent voegde toe dat Robinson Crusoe de ‘oudste echtste lievelingslectuur’ van Hermans was.
Die mail raakte in het vergeetboek. Totdat ik bij het opruimen van boeken Hermans’ bundel Ik draag geen helm met vederbos (Amsterdam 1979) ter hand nam, wikte en woog, en ertoe neigde om de grote gelijkhebber plaats te laten maken. Ik sloeg het boek open, herlas het stuk over Céline (boek mag blijven), een aantal alinea’s van een negatief stuk over Gorter (boek moet weg) en drie schitterende bladzijden over Robinson Crusoe (boek mag nooit weg).
De roman van Defoe, zo noteert Hermans, is zijn ‘oudste lievelingslectuur […], in een uitgave voor kinderen’. Hermans schat dat het hier om ‘een bewerking van een bewerking van een Duitse vertaling of bewerking’, maar dat maakte de jonge lezer niet uit: hij herlas het ‘soms veertien vakantiedagen achter elkaar’.
Hermans was jaloers op Robinson, ‘op dat eiland waar niemand hem uitschold en niemand hem in de weg liep’. ‘Ik kon er niet genoeg van krijgen te lezen hoe hij alles maakte uit niets, hoe hij ontdekte dat cassave een giftig sap bevatte’. De apotheose was toch ‘de ontmoeting met Vrijdag – en hoe Crusoe, dank zij zijn superieure geest, deze arme wilde redde van het lot, door z’n eigen stamgenoten te worden opgegeten’.
Hij vertelt hoe de roman van Defoe hem ‘diepgaand beïnvloed’ heeft. Wie de bladzijden van Hermans over Robinson Crusoe nauwkeurig leest, zal onvermijdelijk op zoek willen gaan naar sporen van de Defoe-lectuur in het scheppend werk van Hermans. Is Alfred Issendorf in Nooit meer slapen niet een moderne Robinson, verdwaald in een onherbergzaam maanlandschap? Is Henri Osewoudt geen nazaat van Crusoe? Heeft Hermans in zijn werk niet voortdurend moderne versies van onbewoonde eilanden geschapen en zijn romans als Nooit meer slapen en De donkere kamer niet als moderne robinsonaden te beschouwen? Was Crusoe, door veelvuldige lectuur van de roman van Defoe, niet het personage dat het meest leek op de schrijver en zijn helden? – Peter Altena