Hoe houd je de aandacht van je gehoor (of van je lezer) vast?
dinsdag 27 april 2021 – Weyerman wist hoe hij zijn lezers moest boeien. In Den Ontleeder der Gebreeken van 31 juli 1724 geeft hij ons een kijkje in zijn keuken.[1] Ifis (zijn vriendin Adriana de Visser) had hem verweten dat hij zijn lezers sprookjes, fabels en beuzelarijen voorzette. Weyerman is daar heel pragmatisch in:
Zeer zelden zal een Man luisteren naar de tong der Wysheid van een Wysgeer, […] want den Mensch is eerder te geneezen door de schielyke verrassing van een Sprookje of Fabel, als door een Vermaaning die recht uit is, of door de gezonde Reden […]
En Weyerman heeft meteen ook een passend voorbeeld bij de hand. Hij vertelt een fabel over iemand die een fabel vertelt:
Demades was een groot Redenvoerder, en zyn vertoogen waren doorgaans over groote zaaken […] Die Demades eenmaal ziende, dat de aandacht van zyn Toehoorders begon te verflaauwen, […] glipte aanstonds uit zyn Text in een uitweiding. Ceres, (sprak hy) een Zwaluw en een Paling reisde eenmaal t’zaamen […] en zy reisden zo verre, tot dat zy kwamen by een overgroote Rivier, de Zwaluw […] vloog ‘er over, en de Paling […] zwom ‘er over dat het schuimde; en aldaar zweeg hy stil. Wel (vroeg Mejuffer Sprookjes-graag) en waar bleef de Godinne Ceres? Die Godinne (repliceerde hy) was vreeselyk gestoort, dat de meeste Menschen doof zyn voor een verheeve stof, en dat zy rekhalzen naar bagatellen.
Het onderzoek naar de bronnen van Weyerman verloopt met horten en stoten. In Voetnoot 148 stelde ik dat Weyerman vijf fabels in aflevering 41 van de eerste jaargang van Den Ontleeder had overgenomen uit Fables of Aesop, and other eminent Mythologists van Roger L’Estrange, maar ik heb toen niet naar volgende afleveringen gekeken. In aflevering 46 nam hij ook een fabel van L’Estrange over: Jan Bruggeman liet dat in Voetnoot 156 zien. Pas vandaag komt er in een Voetnoot te staan dat Weyerman ook voor de fabel over Demades, uit de tussenliggende aflevering 43, naar het boek van L’Estrange heeft gegrepen.[2]
L’Estrange zegt dat hij deze fabel heeft overgenomen van Abstemius. Laurentius Abstemius (Lorenzo Bevilaqua, 1440/45-1508) was een Italiaanse filoloog, die onder andere twee bundels met fabels en grollen schreef, de Hecatomythium (1495) en de Hecatomythium Secundum (1505). Sommige van zijn fabels zijn gebaseerd op die van Aesopus.
De geschiedenis van de fabel van Demades is behoorlijk ingewikkeld. Ook deze fabel is al bij Aesopus te vinden, die Demades zelfs bij naam noemt. Abstemius vertelt de fabel als onderdeel van zijn voorwoord bij de Hecatomythium en dus niet als zelfstandige fabel. Bovendien noemt hij – anders dan Aesopus – Demades niet. Ook Jean de la Fontaine vertelt deze fabel, maar ook hij doet dat in een groter verband, namelijk als onderdeel van de fabel ‘le pouvoir des fables’, en ook bij hem valt de naam Demades niet.[3] L’Estrange noemt Demades weer wel, bij hem is het verhaal een zelfstandige fabel en hij sluit de fabel af met een moraal.
In mijn weergave van de fabel, hierboven, heb ik de uitweidingen van Weyerman weggelaten. Hierdoor wordt duidelijk dat de kern van Weyermans versie bijna letterlijk gelijk is aan die van L’Estrange. Wie de door Weyerman opgesierde versie wil lezen, moet even de link volgen – het is de moeite waard. De moraal van L’Estrange heeft Weyerman vóór de fabel geplaatst, in zijn antwoord aan Ifis. Maar ook Weyerman wilde kennelijk met een moraal afsluiten. Hij heeft een prikkelende conclusie aan de fabel toegevoegd:
Hoe meenige fyne Paling wort ‘er gevonden, die de Juffers amuseert met een Sprookje, en hoe meenige naakte Zwaluw vliegt met zyn geborgde wieken over de Rivier der Beloften, en laat de bedrooge Ceres staan kyken.
En dat is Weyerman ten voeten uit: zo zet je je lezers weer aan het denken! – Jac Fuchs
[1] Den Ontleeder der Gebreeken, deel 1, nr. 43 (32 juli 1724), p. 343.
[2] Roger L’Estrange, Fables of Aesop, and other eminent mythologists: with morals and reflexions (Londen 1692), p. 219, fabel 253. Het was een bijzonder populair werk, waarvan tot ver in de achttiende eeuw herdrukken verschenen zijn.
[3] In vroege uitgaven, zoals de uitgave van 1687 waarnaar de link verwijst, heeft ‘Le pouvoir des fables’ nummer 140. Bij de alternatieve opdeling van de fabels in 12 boeken is het de vierde fabel van boek 8.