Voetnoot 213

Bronnen voor het derde deel van De historie des pausdoms 7 – Aan de lezer

donderdag 13 mei 2021 – Het voorwerk van deel 3 van De historie des pausdoms (1728) bestaat uit twee delen: een ‘Opdracht’ en een ‘Aan de lezer’.[1] Net als de titel van de opdracht (zie Voetnoot 197) is ook die van het tweede deel van het voorwerk opmerkelijk. Weyerman schrijft namelijk ‘Aan den partydigen leezer’

Normaal gesproken staat er ‘aan den onpartydigen leezer’, maar Weyerman richt zich in het bijzonder tot zijn opponenten.[2] Priesters, maar ook gereformeerde geloofsgenoten hadden zich namelijk enorm geërgerd aan de wijze waarop Weyerman zich in de eerste twee delen uit 1725 had uitgelaten over medechristenen.

Weyerman trekt zich van die kritiek niets aan. Zijn voorbeeld is kerkvader Augustinus, die in felle bewoordingen Vincent Victor kapittelde. Augustinus is niet zijn enige voorbeeld. Weyerman noemt ook nog Bernardus en Prosper Tiro, die eveneens fel van leer trokken tegen de misstanden in de rooms-katholieke kerk. Zelfs Christus gebruikte een enkele keer harde woorden wanneer hij de farizeeërs terechtwees. Daarom vindt Weyerman dat ook hij het wangedrag in de katholieke kerk hard mag aanpakken. Om zijn betoog te onderbouwen verwijst hij naar diverse bronnen en citeert hij allerlei Bijbelteksten.

Toen ik De historie des pausdoms in 1986 aanschafte en voor het eerst las, kwam het niet in me op te veronderstellen dat Weyerman deze tekst aan een buitenlandse bron had ontleend. Ik dacht dat Weyerman citeerde uit het werk van Augustinus en Bernardus, en de Bijbelteksten zelf had vergaard.

Inmiddels ben ik tot een ander inzicht gekomen en vraag ik me regelmatig af of iemand anders Weyerman is voorgegaan. Dat blijkt in dit geval ook zo te zijn. Elf van de in totaal zestien pagina’s zijn ontleend aan Response à la lettre d’une personne de condition touchant les règles de la conduite des Saints Pères van de jansenist Antoine Arnauld (1612-1694).[3] 

Antoine Arnauld, het twintigste en jongste kind van advocaat Antoine Arnauld, studeerde theologie aan de Sorbonne. Hij voelde zich aangetrokken tot het jansenisme en schreef in 1643 De la Fréquente Communion, waarin hij de doelstellingen en de idealen van het jansenisme uitlegde voor het grote publiek. De jezuïeten veroordeelden de jansenisten en noemden ze ketters. Arnauld moest op een gegeven moment vluchten naar Brussel, waar hij de laatste zestien jaar van zijn leven woonde.

Het jansenisme was een hervormingsbeweging binnen de katholieke kerk, vernoemd naar de Ieperse hoogleraar en latere bisschop Cornelius Jansenius (1585-1638). Hij pleitte voor een hervorming van de kerk, gebaseerd op de genadeleer van Augustinus. Volgens het jansenisme was de mens door predestinatie overgeleverd aan Gods genade en kon hij niet uit vrije wil bijdragen aan zijn redding of verdoemenis. De jansenisten verwierpen verder de pauselijke onfeilbaarheid en streefden naar volledige onafhankelijkheid van Rome.

Het jansenisme was ook een politieke beweging, want de aanhangers verzetten zich tegen de groeiende macht van de Franse koning. Het is niet verwonderlijk dat het jansenisme in verschillende pauselijke bullen werd veroordeeld. Paus Clemens XI vaardigde in 1713, op aandringen van Lodewijk XIV, de bul Unigenitus uit, waarin de stellingen uit Le Nouveau Testament en françois, avec des reflexions morales sur chaque verset (1699) van de jansenist Pasquier Quesnel officieel als ketters werden bestempeld.

Weyerman vertaalt de tekst van Arnauld vrij nauwkeurig, maar natuurlijk voegt hij er soms ook iets aan toe. De begrippen ‘dien ouden bedrieglijken Mytervos’ en ‘moordgierige Warmontsche altaarfielten’ zoekt men tevergeefs in de tekst van Arnauld.[4]

Ook met dit derde deel wil Weyerman wijzen op het wangedrag van de verschillende pausen en de misstanden in de rooms-katholieke kerk door de eeuwen heen.

Wy hebben ’er de groove feylen des Pausdoms in bestraft na ouder gewoonte, vry scherp, dat wort bekent, doch den Roomschgezinde Leezer zal door die leezing niet lichter laage in brand vliegen, gelijk als onze hervormde Geloofsgenooten, die in Spanje, Portugaal en in Italien bestraft worden by de barmhartige Vaders Dominiekaanen van de H. Inquisitie. En wat kwaad steekt ’er doch in iemant zijn misbedrijven aan te toonen, en hem te berispen over zijn dwaalingen? Wel te berispen is het aldermoeijelijkst en aldernootzaakelijkst deel der vriendschap.[5]

Weyerman is zich er tegelijkertijd terdege van bewust dat de paus zich niets zal aantrekken van zijn vermaningen. Het kan zelfs zo ver komen dat Rome maatregelen tegen hem zal treffen, maar daarover maakt Weyerman zich niet druk.

Indien Romen my haat en vervolgt, fiat, dan wort ik gelastert en vervolgt wegens mijn goedheyt; en dan ben ik mijn eygen tegengif tegens het draakenspog dat het Pausschap tegens my komt uyt te braaken.[6]

Opmerkelijk aan deze vondst en die van Voetnoot 197 is dat Weyerman zelfs voor de toch zeer persoonlijke teksten als een ‘Opdracht’ en een ‘Aan de lezer’ te rade is gegaan bij buitenlandse bronnen. Daarnaast is het goed om te weten dat Weyerman iets van het omvangrijke oeuvre van de jansenist Antoine Arnauld heeft gelezen en heeft gebruikt voor zijn werk.[7] – Jan Bruggeman

¶ Voor het derde deel van De historie des pausdoms (1728) heeft Weyerman verschillende bronnen gebruikt. Zie hierover Voetnoot 122,  Voetnoot 125Voetnoot 130Voetnoot 151Voetnoot 152 en Voetnoot 197


[1] Jacob Campo Weyerman, De historie des pausdoms, deel 3 (Amsterdam 1728). De ‘Opdragt aan den Baron van Ripper**’ is te vinden op p. *2r-2*4v. ‘Aan den partydigen leezer’ staat op p. 2*r-2*4v.

[2] Bijvoorbeeld in de Verdeediging van Jakob Campo Weyerman tegens Alexander le Roux (Utrecht [1737]).

[3] Ik gebruikte een editie uit 1654 die 104 pagina’s telt (exemplaar British Museum). Er is nog een editie uit dat jaar met 68 pagina’s. Het werk is ook opgenomen in een editie uit 1683, waarin nog twee andere werken zijn opgenomen: Les enluminures du fameux almanach des PP. Jesuites, intitulé, la déroute et la confusion des Jansenistes van Isaac-Louis Lemaistre de Sacy en Onguant pour la brulure ou le secret pour empescher les Jesuites de bruler les livres van Jean Barbier d’Aucour.
De tekst van de pagina’s 2*r- 2*2r uit De historie des pausdoms is ontleend aan p. 58-93 van de Response à la lettre.

[4] Jacob Campo Weyerman, De historie des pausdoms, deel 3 (Amsterdam 1728), p. 2*1v en 2*3v.

[5] Jacob Campo Weyerman, De historie des pausdoms, deel 3 (Amsterdam 1728), p. 2**3v.

[6] Jacob Campo Weyerman, De historie des pausdoms, deel 3 (Amsterdam 1728), p. 2**4v.

[7] De verzamelde werken van Antoine Arnauld omvatten 37 delen. Deze werden tussen 1775 en 1781 in Parijs gepubliceerd. Het citaat van Weyerman is te vinden in Oeuvres de messire Antoine Arnauld, deel 27 (1779).

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.