‘Een gespan van kyvende feeksen’
donderdag 1 juli 2021 – In de derde aflevering van Den Adelaar (14 maart 1735) bevindt Weyerman zich in het gezelschap van vijf dames. Er komt een zesde dame binnen, de blonde Susa. Deze begint meteen verslag te doen van een hoogoplopende ruzie tussen twee vrouwen. Echt iets voor het tijdschrift, zegt ze:[1]
Ghy zyt een beschilderde overspeelige snol, schreeuwde Juffrouw Braminê, die by menschen geheugen geen man hebt ontzegt, van den Ambachtsheer tot op den Cartouchiaan, en van den Raadsheer tot aan den Portugieschen Jood: in ’t kort ghy zyt een oolyke geblankette kamerpoes, een gefalbalade Sirene, en een sluypkat zonder schaamte, eere en gewisse.
Dat liegje als een almanakmaaker, die het gantsche jaar door liegt; viel ‘er Mevrouw Immergraag tusschen in; en genomen ik kreeg al eens zwangere lust om een party volte te speelen met een galant man, dan zou ik myn smaak niet willen vergasten op een schildknaap van den regenboog, op een langgemaande laquey, waar aan ghy uw hebt verkropt tot walgens toe, gelyk als my en de gantsche buurt is bekent, en luydkeels wort uytgekreeten by Jan Alleman.
En zo gaat dat nog een hele pagina door.
Dan neemt Weyerman de draai die we ook van een aflevering eerder kennen: hij schakelt over op het geven van wijze lessen:
Een gespan van kyvende feeksen, andwoorde den schryver van den Adelaar, wel ’t zamengekoppelt in een scheldent tweegevegt, overtreft alle de stormklokken van het heelal, ten opzigte van een onmanierlyk getier, en een lelyk geraas. Een paar diergelyke hassebassende helleveegen, is in staat om een geheel brouwsel te doen omkeeren op eene nacht; ja om de gezelligheyt te verzuuren van de gansche buurt voor altoos.
En ook dat gaat meer dan een bladzijde zo verder: gelukkig is de dove man, die niet hoort hoe zijn vrouw hem verwenst. Ook mannen kunnen er wat van. Zij voegen vaak de (geweld)daad bij het woord … Daarna vindt Weyerman het wel weer mooi geweest. Hij doet nog bijna vijf pagina’s verslag van een vrijage in brieven tussen Klara en jonker Ridderspoor.
De opbouw van de eerste bladzijden van deze aflevering van Den Adelaar doet dus denken aan die van de vorige, die ik in Voetnoot 221 en Voetnoot 222 besprak: eerst een tafereeltje en aansluitend een morele les. Ook de inspiratiebron kennen we van de vorige aflevering:[2]
[…] Why, says the one, Thou ly’st like a Punk, a Thief, and a Witch. Well! but you Bitch you, says the other, you lie like an Almanack-maker, that lies every Hour of the Day, and all the Year long: No you Jade! You out-do the famous Bully P—TRIDGE, and the infamous Doctor O–TS, in Lying. […][3]
Het is uitzonderlijk dat Weyerman uit het beeld van de almanakmaker minder heeft gehaald dan Dykes: doorgaans wist Weyerman zijn bewerkingen juist extra glans te geven.
De scheldscène in Oswald Dykes’ Moral reflexions upon select English proverbs is veel korter dan die bij Weyerman. De zedekundige les die op de twist volgt, is bij Dykes wel even uitgebreid:[4]
A Couple of brawling Shrews, well-match’d in a Tongue-Duel, out-do all the Bells in a Praish, or Bull-baitings in the Kingdom, for unmanly Noise and Barbarity. Two such jangling Clappers out of the Church-Steeple, are enough to turn all the Drink in the Neighbourhood, and sowre the very Society of the World.
[…] However, happy is the deaf Man, that has a scolding Wife; happy he, who is insensible of her boisterous Clack […]
Female-Differences only, are to be manag’d and decided by the Dint of Scolding, or Raillery; but the Controversies of MEN ought to be more mannerly adjusted […] To give a Man a Slap on the Face for a Box on the Ear, is only enhancing the Quarrel […]
Weyerman is zo voor twee opvolgende afleveringen met bokkensprongen door het boek van Dykes gegaan: hij gebruikte passages uit de hoofdstukjes over spreekwoorden 4, 36 en 44. Hoe zou hij te werk gegaan kunnen zijn? Had hij een enorme kaartenbak met verwijzingen naar bruikbare passages?
Ik denk dat er in dit geval een simpeler verklaring is. Voorin het boek van Dykes staat in de inhoudsopgave een overzicht van de besproken spreekwoorden. Maar achterin zit ook nog een index met verwijzingen naar hoogtepunten uit de vertogen. Zo verwijzen ‘Gluttony destroys the Body’ en ‘Widows should not appear too flauntng’ direct naar de passages die Weyerman voor aflevering 2 van Den Adelaar gebruikte. Hij kon de hier beschreven scheldpartij eenvoudig vinden dankzij de verwijzing ‘Billingsgate-Language is scandalous’ of ‘Brawling shrews disturb a Neighbourhood’.[5] – Jac Fuchs
¶ De afbeelding toont een prent die in 1800 is vervaardigd door Thomas Rowlandson.
[1] Den Adelaar, nr. 3 (14 maart 1735), p. 17-18. In Google Books zijn alleen de eerste twee afleveringen te zien; belangstellenden zullen op zoek moeten naar de herdruk die Peter Altena in 1989 van de eerste elf afleveringen verzorgde.
[2] Oswald Dykes, Moral reflexions upon select English proverbs: familiarly accomodated to the humours and manners of the present age (Londen 1708), proverb XLIV (‘Give him a ROWLAND for his Oliver’), p. 230.
[3] John Partridge was een astroloog die aan het begin van de achttiende eeuw enorm populaire almanakken op de markt bracht. Titus Oates was de intrigant die met zijn verhalen over een Popish Plot in 1678 een ware heksenjacht veroorzaakt had.
[4] Dykes, Moral reflexions, p. 231-233.
[5] Bililngsgate is de Londense vismarkt.