De waarheid is als wijwater; of: hoe Weyerman te werk ging
dinsdag 10 augustus 2021 – Sommige gedachten over waar Weyerman ideeën voor zijn teksten vandaan haalde, blijven lang op de plank liggen. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren omdat ze te klein lijken voor een voetnoot, of omdat ze meer van hetzelfde zijn.
Zo vermoedde ik al geruime tijd dat Weyerman ‘Quae vera sunt, loqui virum ingenuum decet’, het motto van de eerste aflevering van De Naakte Waarheyt, overgenomen had uit Kaina kai palaia. Things new and old, van John Spencer.[1]
Maar over stukjes die Weyerman uit dat boek overgenomen had, had ik al meermalen geschreven.[2] Bovendien heb ik altijd gewaarschuwd dat het vrijwel onmogelijk is om te weten waar iemand zijn motto’s gevonden had: motto’s zijn doorgaans intellectueel gemeengoed en zijn op allerlei plaatsen te vinden. Maar ik durf nu wel te beweren dat Weyerman zijn motto bij Spencer gevonden heeft, omdat ik een goed verhaal heb over hoe Weyerman te werk zal zijn gegaan bij het schrijven van het eerste nummer van De Naakte Waarheyt.
Op de titelpagina van Kaina kai palaia afficieert Spencer zich als ‘a lover of Learning and Learned Men’. Dat is niets te veel gezegd: het boek bevat 2004 korte wijze lessen, met in de marge talloze bronvermeldingen en korte citaten. Het werk doet in eruditie niet onder voor The anatomy of melancholy van Burton. Alleen is het niet populair geworden: er is bij mijn weten in twee eeuwen maar één druk van verschenen. Pas in 1868/9 verscheen een tweedelige bewerkte uitgave.[3]
Achterin het boek is een uitgebreid register opgenomen: ‘An Alphabetical Table, pointing out the whole Matter’. De kopjes van de wijze lessen zijn daarin opgenomen, maar niet in strikt alfabetische volgorde: er is in elke kop een relevant woord gecursiveerd en de volgorde in het register is die van dat trefwoord plus de pagina waarnaar verwezen wordt. Zo vinden we onder de T bij Truth:
Every Man to speak Truth to his Neighbour, 11.
Truth seeks no corners, 140.
Ministers to stand up for the Truth, 147.
Truth beloved in the general, but not in particular, 243.
The telling of Truth begets hatred, 245.
Men of all sorts to stand up for the Truth, 246.
God fetching testimonies of Truth out of the very mouthes of his Adversaries, 498.
Truth commended, Falshood condemned, 588.
How it is, that Truth doth not alwayes appear, 674.
Eerder had ik al gegeschreven dat Weyerman voor ‘het karakter van de Naakte Waarheyt’ Spencers nummer 1995 heeft gebruikt: ‘How it is, that Truth doth not alwayes appear’ (p. 674). Het motto van aflevering 1 van De Naakte Waarheyt staat als kanttekening in de marge bij Spencers nummer 45: ‘Every Man to speak Truth to his Neighbour’ (p. 11).[4]
Mijn veronderstelling is, dat Weyerman bij het schrijven van zijn tekst over waarheid ‘Truth’ in het register van Kaina kai Palaia heeft opgeslagen en zo naar bruikbare teksten gezocht heeft. Spencers nummer 45 zelf heeft hij niet gebruikt, maar hij vond daar het citaat dat als motto te gebruiken was. En dat het zo zal zijn gegaan, wordt nog aannemelijker doordat Weyerman nog meer tekst over waarheid van Spencer heeft gebruikt. Voorafgaand aan ‘het karakter van de Naakte Waarheyt’, op pagina 4, vertelt Weyerman de volgende anekdote:
Doch voor hoe heylzaam de waarheyt ook staat geboekt, echter vergeleek een geestryke Monnik dezelve voortyds by het wywater. “Een iegelyk (sprak hy) verlangt na ’t wywater, maar als ‘er dees of geen mee wort besprengt, keert hy het hoofd na een andere kant, quansuys bevreest voor deszelfs koele droppelen”.
Deze alinea, en de twee die erop volgen, heeft hij overgenomen uit Spencers nummer 944, ‘Truth beloved in the generall, but not in the particular’:
As the Fryer wittily told the People, that the Truth he then preached unto them, seemed to be like Holy-water, which every one called for a pace; yet when it came to be cast upon them, they turned aside their face as though they did not like it. Just so it is that almost every Man calls fast for Truth, commends Truth, nothing will down but Truth, yet they cannot endure to have it cast in their faces; They love Truth in universali, when it onely pleads it selfe, and shewes it self, but they cannot abide it in particulari, when it presses upon, and shewes them themselves; they love it lucentem, but hate it redarguentem; they would have it shine out unto all the world in its glory, but by no means so much as peep out to reprove their own errors.
De vier alinea’s die aan de wijwater-parabel van de monnik voorafgaan, bevatten allerhande aforismen over de waarheid. Weyerman heeft die, naar ik vermoed, ook opgedaan in een boek met zo’n handzaam register, maar ik kan er de bron niet van aanwijzen.[5]
Dat Weyerman voor een tijdschriftaflevering naar meerdere boeken kon grijpen, is een waarheid die al langer bekend is. En die gaat ook op voor de andere Spencer-ontlening die nog op mijn bureau ligt. De achtste aflevering van Den Vrolyke Tuchtheer bevat namelijk op de eerste twee bladzijden een Horatius-vertaling, waarvoor Weyerman steun gezocht had bij Thomas Brown.[6] Weyerman vervolgt met een brief, die hij afsluit met een anekdote die hij in een ander werk van Thomas Brown had gevonden.[7] Voor het begin van die brief gebruikte hij nummer 1175, ‘A covetous man never satisfied’, van John Spencer.[8] – Jac Fuchs
¶ De afbeelding toont de titelprent van aflevering 35 van het blad Esopus in Europa uit 1702, een werk van Romeyn de Hooghe.
[1] De Naakte Waarheyt, aflevering 1 (18 maart 1737), p. 1. John Spencer, Kaina kai palaia. Things new and old. Or, a store-house of similes, sentences, allegories, apophthegms, adagies, apologues, divine, morall, politicall, etc. With their severall applications (Londen 1658).
[2] Jac Fuchs, ‘Weyermans Godgeleerde, zeedekundige en historiesche bedenkingen (1730)’, in: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 36 (2013), p. 160-168, aldaar p. 164; Jac Fuchs, ‘Weyermans Laplandschen Tovertrommel (1731): een chantageblaadje?’, in: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 38 (2015), p. 10-25, aldaar p. 20; Jac Fuchs, ‘Den Kluyzenaar in een vrolyk humeur (1733) van Weyerman: een voorlopig afscheid’, in: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 38 (2015), p. 194-203, aldaar p. 203, noot 37.
[3] De verhouding van de heruitgave tot de eerste druk is mij onduidelijk. Het eerste deel begint als een ongewijzigde herdruk, maar gaandeweg zijn er verhalen van weggelaten, staan verhalen in een andere volgorde, en zijn er nieuwe toegevoegd. De herdruk telt 2287 korte teksten. Maar van een zeventiende-eeuwse herziene tweede druk waarop deze herdruk gebaseerd kan zijn, heb ik geen spoor gevonden.
[4] Spencer verwijst bij het citaat naar de brief van Paulus aan de Efeziërs 4, 25.
[5] Andere werken waaruit Weyerman putte en die een handige register of inhoudsopgave bevatten, zijn de Resolves van Owen Felltham, The English Theophrastus van Abel Boyer en English proverbs, with moral reflexions van Oswald Dykes.
[6] De Vrolyke Tuchtheer, aflevering 8 (22 augustus 1729), p. 57-58. Zie Voetnoot 126.
[7] De Vrolyke Tuchtheer, aflevering 8 (22 augustus 1729), p. 59-60. Zie Voetnoot 128.
[8] Omdat de tekst op internet niet te vinden lijkt, geef ik hier het begin van de relevante passage:
It is said of Catiline, that he was ever alieni appetens, sui profusus, not more prodigall of his own, as desirous of other mens estates. A ship may be over-laden with silver, even unto sinking, and yet compasse and bulk enough to hold ten times more. So a covetous wretch, though he have enough to sink him, yet never hath he enough to satisfie him, like that miserable Catiff, mentioned by Theocritus, first wishing ——- Mille meis errent in montibus agni, That he had a thousand sheep in his flock, and then when he has them, Pauperis est numerare pecus, He would have cattle without number. […]