De Memnonkolossen
dinsdag 17 augustus 2021 – Weyerman gebruikt in zijn werk regelmatig Egyptische elementen van uiteenlopende aard. Zo heeft hij het in zijn teksten over de ‘Egyptische uyenboeren’ en ‘uyeneeters’, de piramides, obelisken, mummies, hiërogliefen, de goden Osiris, Apis en Anubis, koningin Cleopatra en haar Romeinse minnaar Antonius, en de ‘Nyltirannen’, oftewel de krokodillen.[1] In een brief over de valse vriendschap schrijft hij bijvoorbeeld:
Derhalve is ’t beter te woonen ter plaats alwaar een openhartige woestheyt wort beleden, alwaar de menschen malkanderen verslinden gelyk als hongerige leeuwen of roofgierige tygers, als in een zeker Egypte, alwaar den mensch wort ingeslokt langs de geveynsde traanen der bedrieglyke krokodillen.[2]
Waar haalde Weyerman al die informatie over Egypte vandaan?
Belangstelling voor het oude Egypte
Al in de oudheid is er een enorme fascinatie voor de cultuur en de monumenten van het oude Egypte. In de middeleeuwen reizen pelgrims naar het Heilige Land en daarna soms ook naar Egypte om plaatsen te bezoeken waar Christus is geweest. Die belangstelling neemt in de renaissance nog meer toe en vanaf de late zestiende eeuw trekken vroege reizigers vanuit Europa naar Egypte om de monumenten te bekijken.
Die trend wordt in de eeuwen daarna voortgezet. Aan het begin van de achttiende eeuw verschijnen er diverse overzichtswerken met informatie over de cultuur en religie van de Grieken en Romeinen, maar ook van het oude Egypte. Voorbeelden zijn de Dictionnaires van Louis Moréri en Pierre Bayle, en het omvangrijke werk L’antiquité expliquée et representée en figures van de Parijse monnik Bernard de Montfaucon.[3]
Het is dus niet verwonderlijk dat Weyerman in zijn werk verwijst naar de cultuur en monumenten van Egypte. Daarbij heeft Weyerman als journalist een zeer brede algemene kennis, wat blijkt uit het grote aantal verschillende onderwerpen dat in zijn tijdschriften en ander werk aan bod komt. Ook zijn hij en zijn lezers enigszins vertrouwd met Egypte door de verhalen in de Bijbel over Jozef, Mozes en Christus.
Het beeld van Memnon
In beide delen van Den Amsterdamschen Hermes noemt Weyerman in zijn humoristische en kritische vergelijkingen een specifiek Egyptisch beeld, dat vanaf de Grieks-Romeinse tijd bekend staat als het beeld van Memnon. Aan het begin van deel 2 maakt Weyerman in de ‘Opdragt aan mijn waarde Ifis’ een mooie vergelijking met zijn geliefde en het beeld: ‘Het Beeld van Memnon sprak, wanneer het verwarmt wierd door de stralen van de Zon, en ik schryf wanneer myn Ifis myn doffe geesten opwekt, door de warmte van haar aangenaame Conversatie’.[4]
In het eerste deel van Den Amsterdamschen Hermes gebruikt Weyerman het Memnonbeeld juist om bepaalde bevolkingsgroepen belachelijk te maken:
Die Sprinkhaanen zyn zo gemeen aan het Y en de Maas, als donderslaagen in de Hooimaand, als kievitseijeren in April, en als schol met Zuuring in Mei. wanneer die Tallioorlikkers (= bordenlikkers) door het druivenvuur des Wynstoks verhit worden, kakelen zy als Memnons beeld, wanneer het doorwarmt wiert door blyde straalen van Aurora; ja zy klappen en snappen als Oostindische Ravens, mits dat men ze Tracteert met Verginische kraak-amandelen, en een Wynsopjen.[5]
De Memnonkolossen
Het door Weyerman genoemde beeld ‘Memnon’, is een van de twee Memnonkolossen, de beroemde zitbeelden van de Egyptische farao Amenhotep III op de westoever van het huidige Luxor. Amenhotep III, de grootvader van Toetanchamon, regeerde van 1387 tot 1348 v. Chr.
De ongeveer 18 meter hoge beelden, inclusief sokkel, werden ruim 3400 jaar geleden gemaakt uit één stuk gesilificeerd zandsteen, ook wel kwartsiet genoemd. Zij staan nog steeds op het terrein waar indertijd de grote dodentempel van Amenhotep III stond. De tempel werd door een aardbeving rond 1200 v. Chr. verwoest en daarna als steengroeve gebruikt tot in de Romeinse tijd. De beelden overleefden deze aardbeving, maar bij een nieuwe aardbeving in 27 v. Chr. werd het noordelijke beeld zwaar beschadigd, waarbij de bovenkant van het zitbeeld afbrak.[6]
Nu duiden we met de ‘Memnonkolossen’ zowel het noordelijke als het zuidelijke beeld aan. In de Grieks-Romeinse tijd en tot lang daarna was echter alleen het noordelijke exemplaar interessant, omdat het een geluid bij zonsopgang voortbracht, dat volgens de Griekse schrijver Pausanias (ca. 115-180) klonk als een harp of lier met een gebroken snaar.[7]
Lokaal werd dit beeld Es-Sanamât (= bult) of El-Qolossât (= kolos) genoemd, maar de Grieken noemden het naar de mythische koning Memnon uit Ethiopië, zoon van Eos, godin van de dageraad. Mogelijk heeft ook de moeilijke uitspraak van de verschillende namen van de farao – Amenhotep/Amenophis, Nebmaatre, of de Akkadische versie Nimmureya – hierbij een rol gespeeld.
Memnon steunde Troje in de strijd tegen de Grieken, maar werd gedood door Achilles, tot groot verdriet van zijn moeder. Het raadselachtige geluid dat bij het opkomen van de zon uit het beeld kwam, werd uitgelegd als Memnons geweeklaag over zijn treurige einde of ook wel als begroeting van zijn moeder Eos.
Tegenwoordig veronderstelt men dat het geluid ontstond door het uitzetten van het stenen voetstuk door de warmte van de opkomende zon, of doordat vocht, dat zich ’s nachts in de scheuren in het gesteente verzameld had, door de ochtendzon verdampte en ontsnapte via de scheuren in het beeld. Soortgelijke geluiden uit steen zijn overigens ook bekend uit de Egyptische tempels van Edfu en Philae.[8]
Bronnen uit de oudheid
Diverse auteurs in de oudheid schreven over het zingende beeld, zoals Plinius, Pausanias en Tacitus. De vroegste auteur die het beeld noemt, is de Griekse historicus, geograaf en filosoof Strabo (ca. 64 v. Chr.-23/25 na Chr.). Hij ziet de beide kolossen op zijn reis door Egypte en hoort het geluid, maar laat zich hierover kritisch uit. Komt het geluid wel uit het beeld of wordt het misschien gemaakt door de mannen die rondom het beeld staan?
Here are two colossi, which stand near one another and are each constructed of a single stone; one of them is fully preserved, but the upper parts of the other, from the waist up, fell during an earthquake, so it is said. It is believed that once a day a noise, as of a slight blow, emanates from the part of the statue that remains on the seat and its base; and I too, when I was present at the spot with Aelius Gallus and his crowd of acquaintances, both friends and soldiers, heard the noise at about the first hour. But I am unable to determine whether the noise came from the base or from the colossus itself, or whether it was made intentionally by one of the men who were standing around near the base; because of my uncertainty about the origin, I am inclined to believe anything rather than that the sound issued from solid stones themselves.[9]
Memnon trok bezoekers uit Egypte, maar ook uit Rome, Syrië en Turkije. Wie het geluid gehoord had, wat als een teken van goddelijke gunst beschouwd werd, liet op het onderste deel van het beeld een blijk van waardering achter in de vorm van een inscriptie. In het beeld zijn maar liefst 107 teksten aangebracht, waarvan 61 in het Grieks, 45 in het Latijn en een in beide talen. Sommige bevatten alleen naam en titel van de bezoeker met de mededeling dat hij Memnon gehoord heeft, andere inscripties geven meer informatie, zoals:
I, Titus Statilius Maximus Severus hear Memnon at the first hour on the twelfth day before the Kalends of March, in the twentieth year of our emperor Hadrian.[10]
Uit de inscripties blijkt dat het om hoge Romeinse officieren en bestuurders gaat. Zij dragen titels als centurion, prefect en tribuun. Egypte maakte immers van 30 v. Chr. tot 640 deel uit van het Romeinse Rijk en voor Romeinen die in Egypte gelegerd waren, was de Memnonkolos een leuk uitje. De bezoekers kwamen naar het beeld met hun gevolg en soms met hun echtgenote. Maar ook filosofen, dichters en dichteressen deden het beeld aan op hun reis door Egypte: 39 inscripties zijn in dichtvorm.
De vroegste inscriptie stamt uit het jaar 20, de laatste uit 205. De meeste vallen samen met het beroemde bezoek van keizer Hadrianus en zijn hofhouding aan Egypte in het jaar 130. Sommigen werden teleurgesteld, omdat zij niets hoorden. Onder hen was keizerin Sabina, de gemalin van keizer Hadrianus. Tijdens een rondreis door Egypte bezocht het keizerlijk paar het beeld.
In hun gezelschap bevond zich Julia Balbilla, een Romeinse adellijke dame en dichteres aan het hof. Zij maakte drie epigrammen in het Grieks en liet die ter ere van de keizer in de benen van het beeld graveren. In een daarvan staat dat de keizer niet minder dan driemaal de stem van Memnon hoorde, een duidelijk bewijs dat de goden Hadrianus gunstig gezind waren. Sabina had echter minder geluk: in eerste instantie zweeg Memnon toen zij voor hem verscheen.
When on the first day
we didn’t hear Memnon.
Yesterday Memnon received (Hadrian’s) wife in silence,
so that the beautiful Sabina might come back here again.
For the lovely form of our queen pleases you.
When she arrives, send forth a divine shout,
so the king won’t be angry with you. As it is now,
you’ve fearlessly detained for too long his noble wedded wife.
And Memnon, trembling at the power of great Hadrian,
suddenly spoke, and she rejoiced to hear it.[11]
Keizer Septimius Severus (145-211), die diverse Egyptische monumenten liet restaureren, wordt gezien als degene die opdracht gaf het beeld met blokken graniet te repareren. Hierdoor werden waarschijnlijk kieren en scheuren afgedekt en werd het beeld onbedoeld tot zwijgen gebracht. In de kolos is echter geen inscriptie te vinden waaruit zou blijken dat de keizer Memnons stem gehoord heeft of dat hij het beeld gerestaureerd heeft.
Een andere kandidaat die het beeld mogelijk heeft laten herstellen, is Zenobia, koningin van Palmyra, die in 269 Egypte binnenviel en daar tot 272 heerste. Zij zou samen met haar zoon Vaballathus verschillende monumenten in Egypte hebben gerestaureerd.[12] – Janny Roos (wordt vervolgd)
¶ Illustratie 1 is een oude foto Henri Béchart uit 1870. Duidelijk is hoe groot de twee Memnonkolossen zijn. Illustratie 2 is een tekening van Pococke van een been, met daarop diverse Latijnse en Griekse inscripties.
[1] Jan Bruggeman vond veertig verwijzingen naar het oude Egypte in Weyermans De Rotterdamsche Hermes, Den Amsterdamschen Hermes, Den Ontleeder der Gebreeken, Den Echo des Weerelds, De historie des pausdoms, Den VrolykeTuchtheer, Den Kluyzenaar in een Vrolijk Humeur, Eenige scherpe aanmerkingen over De historie des pausdoms, Piet fopt Jan en Jan fopt Piet en Vermakelyk wagen-praatje. Jac Fuchs telde vijfentwintig verwijzingen naar het oude Egypte in 323 pagina’s van De Rotterdamsche Hermes van 13 september 1720 t/m 19 juni 1721. Met dank aan Jan en Jac voor deze informatie.
[2] Jacob Campo Weyerman, Den Kluyzenaar in een Vrolyk Humeur (Utrecht [1733]), p. 30.
[3] Rietje van Vliet, ‘Het stoffige bestaan van een fraaie winkeldochter. Het schildenboek van Biagio Garofalo’, in: MedJCW 32 (2009) 1, p. 49-58.
[4] [Jacob Campo Weyerman], Den Amsterdamschen Hermes, dl. 2 (Amsterdam, 1723), p. *3r.
[5] [Jacob Campo Weyerman], Den Amsterdamschen Hermes, dl. 1 (Amsterdam, 1722), p. 245.
[6] Hourig Sourouzian, ‘Der Totentempel Amenophis’ III. in Theben (Ägypten). Probleme und Perspektiven einer Grabung’, in: G. Vinken, Das Erbe der Anderen. Denkmalpflegerisches Handeln im Zeichen der Globalisierung(Bamberg 2015), p. 77–88.
[7] Pausanias’ description of Greece, vert. A.R. Shilleto, dl. 1 (Londen 1886), p. 83.
[8] R.S. Bianchi, ‘Memnonskolosse’, in: W. Helck, E. Otto (red.), Lexikon der Ägyptologie, deel 4 (Wiesbaden 1982), p. 23-24.
[9] P.A. Rosenmeyer, The language of ruins. Greek and Latin inscriptions on the Memnon Colossus (Oxford 2010), p. 10.
[10] Rosenmeyer, The language of ruins, p. xiv en 225.
[11] Rosenmeyer, The language of ruins, p. 221.
[12] Rosenmeyer, The language of ruins, p. 170-171.
Geweldig, Janny!